E voto Dordraceno - pagina 63
ZONDAG
HOOFDSTUK
III.
51
III.
Het komt hier namelijk aan op een juiste kennis van den mensch, hij door de zonde wierd, en wel bepaaldelijk op de uiterst gewichtige vraag, of er in een zondaar al dan niet nog eenige macht overbleef om uit zijn val weer op te staan. God de Heere schiep hem in den hoogen staat der rechtheid; uit dien staat viel hij uit; in dien gelijk
val
mag
om
te
niet blijven
hij
weten, of
zelf,
hij
en zoo komt het er dus maar op aan door eenige macht die zijns bleef, uit dien val
liggen;
weer kan oprichten. Of om het korter te zeggen: „Bleef er in dien zondaar nog een vrije wil over om zich weer tot God te bekeeren?" Op deze vraag nu moet, naar luid van Gods Woord, in beslist ontkennenden zin geantwoord. Zoolang een zondaar nog in zijn val ligt, zich
w.
zoolang
wedergeboren is, ligt hij in zijn ellende ter neder, goed en geneigd tot alle kwaad, en moet hem dus alle macht en elk vermogen, om zich uit zich zelf weer op te richten, in volstrekten zin ontzegd worden. Maar dit antwoord is hard. Het stoot af. Het schijnt zelfs aan alle opvoeding en vermaan den bodem in te slaan. En omdat het bovendien op schriklijke wijs 's menschen hoogmoed.
z.
onbekwaam
hij
niet
tot eenig
digen aard steekt,
is
er letterlijk
geen vondst onuitgedacht gebleven, en
men voor geen enkele verdraaiing van den zin der Heilige Schrift den weg gegaan, om toch maar, op wat manier dan ook, iets op
is
uit
die
volslagen failliet-verklaring van den zondaar af te dingen. Niet alles, o neen, maar iets kon de zondaar dan toch nog wel. Niet zelf uit het water weer op het droge komen. Verre van dien. Zeer stellig moest er een
Verlosser zijn die aan den drenkeling zijn hand toestak. Maar roepen om hulp, en als de Redder kwam en zijn reddende hand toestak, die hand
met zijn hand omklemmen, en er zich zoo laten uittrekken, dat kon de zondaar toch nog wél. o. Men wilde zoo veel, bijna alles aan den Verlosser laten, alleen maar dat ééne kleine iets, dat moest voor den mensch zijn. En daartegen nu komt de Gereformeerde belijdenis in dit Antwoord op, en zegt met andere woorden: Neen, het is niet zoo, een zondaar in
om een Redder, maar stopt omgekeerd zijn ooren Redder tot hem roept, en wel verre van de hand, die hem wordt toegestoken aan te grijpen en te omklemmen, slaat hij die af, als ze hem bij het kleed grijpt, om hem op te trekken. Niets, volstrekt niets geeft de Catechismus u van zulk een iets dat de zondaar nog hebben zou dan ook toe; maar integendeel belijdt hij, dat de zondaar in zijn val veeleer elke poging tot zijn redding zoekt te verzijn val
roept niet
dicht als zijn
ijdelen.
Als
hij
wedergeboren
is,
o,
natuurlijk
dan
wordt
alles
geheel
Maar zoolang dit niet het geval is, dan werkt hij noch voor noch mee, maar onverbiddelijk tegen. Tot alle goed onbekwaam, terwijl anders.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's