De verflauwing der grenzen - pagina 54
Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit op 20 october 1892
52 denkt,
een geheel andere, in de eenheid van den jnöel, te
in
doen samensmelten, een die
God
de oude harpenaar hun voorzingt van
als
„die aan de creaturen een orde gesteld heeft, een orde,
geen schepsel
der cymbalen,
dii
Hem,
;>Looft
overtreden" 183),
zal
hooge
lied te
hemelen,
gij
om
nu, bij het
en
gij
wateren die boven de
hemelen den Heere,
Looft
gij
geklank
doen uitgaan:
aarde,
gij
zijt.
walvisschen en
alle
afgronden.
Looft Hem,
gij
bergen en
heuvelen.
alle
Gij wild gedierte en alle vee. Gij
vruchtboomen en
gij
cederboomen.
Gij koningen der aarde en alle volken.
Jongelingen en ook maagden;
Dat
zij
Want aller zijner
allen
den
Name
Hij heeft den
ouden met de jongen. des Heeren loven
hoorn
gij
!
zijns
volks verhoogd, den roem
gunstgenooten, des volks dat nabij
Hallelujah!"
184)
Hem
is.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 104 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 104 Pagina's