E voto Dordraceno - pagina 287
ZONDAG
Hem
meer invloed op
XI.
HOOFDSTUK
275
IV.
hebben, dan wij, nuttig
is de voorspraak van onzen behoeve in te roepen. Ongeveer zooals ge u voorstellen kunt, dat ge in de dagen van Jezus' omwandeling op aarde, aan den discipel dien Jezus liefhad en die in zijn schoot aanlag, zoudt verzocht hebben: „Vraag gij dit voor mij aan Jezus!", dat we zoo
die
deze vrienden des Heeren
te
ook aan de heilige apostelen of aan de heiligen der kerk vragen zullen: Gij hebt meer invloed bij Jezus dan ik, vraag gij dit voor mij, of althans ondersteun mijne smeekinge!
Op
zich zelf ligt hierin
dan ook
niets
ondenkbaars.
Ook onder
ons
is
het een lieflijke gedachte, dat onze broeders en zusters ons in ons gebed
onzen nood niet alleen laten staan, maar met en voor ons den Heere aanloopen in hun smeekingen. De apostelen gaan ons hierin voor. Heel de kerk heeft alle eeuwen door deze practijk geoefend. En het gebed der gemeente gaat nog eiken Sabbath voor kranken en lijdenden tot en
in
den Heere op. Daarin ligt dus op zich
zelf
de veroordeeling van de heiligen-aanroeping
niet.
Neen, ze
Of
ligt hierin:
aan ons in onze Godsvereering niets eigendunkelijks noch eigenwilligs zijn. Niet wij hebben te bepalen hoe die Godsvereering zijn zal, maar we hebben ons daarbij stipt te houden aan wat de Heere ons in zijn Woord bepaalde en beval. 10.
wij de voorbidding der heiligen zullen vragen, staat niet
te beslissen,
Bleek dus
aan
te
maar moet uitgemaakt door Gods Woord. Er mag
uit
dat
Woord, dat
Israël gelast
was. Abraham, Izak en Jakob
roepen, ten einde door hun voorspraak verhooring te vinden; en
was ook
in
het
Nieuwe Verbond ons
volgen moeten. Maar
die
weg
ontsloten,
elk
onzer zou
Nergens wordt van de patriarchen of profeten of heiligen des Ouden Verbonds geleerd, dat ze na hun dood een priesterlijke voorbidding uitoefenden, die door de nog levenden onder Israël wierd verzocht en opgewekt; en onder het Nieuwe Verbond is met niet één enkel woord van zulk een aanroeping sprake. 20. De inroeping van de voorspraak der heiligen na hun dood gaat uit van de veronderstelling dat onze gebeden tot hen ook kunnen doordit
is
niet zoo.
ontkennen we niet dat dit kan. Maar we zeggen, dat ons desaangaande niets geopenbaard is. Van Jezus weten we, dat Hij uit den hemel ons hoort. Maar van de apostelen of heiligen is desaangaande ons nieis verzekerd of betuigd. De Schrift zwijgt er van. i) En daar nu de dringen.
Schrift
Nu
daarvan
niet
deze
heiligen-aanroeping
1) Wat Jesaja 63 16 staat: „Abraham weet van ons niet en Israël kent ons niet", raakt wel niet rechtstreeks de voorbidding, maar pleit er toch eer tegen. :
.
had kunnen zwijgen, zoo
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 512 Pagina's