De drie Formulieren van Eenigheid - pagina 103
benevens het Kort Begrip der Christelijke Religie
,,
HOOFDST.
EN
III
IV.
VAN DE VERDORVENHEID EN DE BEKEERINGE. 89
hem
vergolden worde; ja, wat zoude God dien schuldig zijn, dan zonde en leugen? Diegene dan, die deze genade ontvangt, die is Gode alleen daarvoor eeuwige dankbaarheid schuldig en dankt Hern ook daarvoor; diegene, die deze genade niet ontvangt, die acht ook deze geestelijke dingen gansch niet, en behaagt zichzelven in het zijne; of zorgeloos zijnde roemt hij ijdellijk dat hij heeft hetgene hij niet heeft. Voorts, van die hun geloof uiterlijk belijden en hun leven beteren diegenen moet men naar het voorbeeld der Apostelen het beste oordeelen en spreken: want het binnenste des harten is onbekend. En wat aangaat anderen, die nog niet geroepen zijn, voor zulken moet men God bidden, die de dingen, die niet zijn, roept alsof zij waren, en moeten ons geenszins tegen dezen verhoovaardigen, alsof wij onszel ven onderscheiden hadden. XVI. Doch gelijk de mensch door den val niet heeft opgehouden een mensch te zijn, begaafd met verstand en wil en, gelijk de zonde, gansche menschelijke geslacht heeft doordrongen , de die het nature des menschen niet heeft weggenomen, maar verdorven en alzoo werkt ook deze goddelijke genade geestelijker wijze gedood der wedergeboorte in de menschen niet als in stokken en blokken, noch vernietigt den wil en zijne eigenschappen noch dwingt hen met geweld tegen hunnen dank, maar maakt hen geestelijk levendig, heelt, verbetert en buigt hen tegelijk liefelijk en krachtiglijk, alzoo dat, waar de wederspannigheid en tegenstand des vleesches te voren ten eenenmale de overhand had, daar begint nu eene gewillige en oprechte gehoorzaamheid des gaestes de overhand te krijgen waarin de waarachtige en geestelijke wederoprichting en vrijheid van onzen wil gelegen is. En ten ware dat die wonderbaarlijke Werkmeestei- alles goeds in dezer voege met ons handelde, de het
die van zichzelven niet anders heeft
,
,
:
,
mensch zoude ganschelijk geene hope hebben van uit den val te kunnen opstaan door zijnen vrijen wil waardoor hij zichzelven, toen hij nog stond in het verderf heeft gestort. XVII. Gelijk ook die almachtige werkinge Gods, waardoor Hij ,
,
leven voortbrengt en onderhoudt, niet uitsluit, gebruik der middelen , door welke God naar zijne oneindige wijsheid en goedheid deze zijne kracht heeft willen uitstrekken, alzoo is het ook, dat de voorgemelde bovennatuurlijke dit
ons
maar
natuurlijk
vereischt
werking
Gods,
het
waardoor
Hij
ons
wederbaart,
geenszins uitsluit
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1894
Abraham Kuyper Collection | 152 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1894
Abraham Kuyper Collection | 152 Pagina's