GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit het Woord - pagina 12

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het Woord - pagina 12

Stichtelijke bijbelstudiën. Tweede bundel.

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er

sprake van de openbaring des godsdienstigen levens in aalmoes, gebed, en bij elk dier drie, teekent de Heere eerst den Farizeër, om daarna der schare toe te roepen: „Doe gij alzoo niet, !" laat veeleer zijn beeld u afschrikken, maar gij, doe alzoo De aalmoes. Ziehier het beeld des Farizeërs: „Een die voor zich trompetten laat op de straten en in de synagogen, om van de menschen geëerd te worden." Het gebed. Ziehier het beeld des Earizeërs: „Een die op de hoeken der straten en in de synagogen, met een ijdel verhaal van woorden, bidt om van de menschen gezien te worden." En evenzoo het vasten. Zie wederom het beeld des Farizeërs: „Een die een droef gezicht trekt en zijn aangezicht mismaakt, zich niet wascht en zijn hoofd niet zalft, om van de menschen gezien te worden." En zoo nu ook, in den aanvang van het zevende hoofdstuk, van het oordeel en de hooghartigheid. is

vasten

Van

en

het oordeel eerst.

Daar hebt ge het beeld van den Parizeer weer: „Een die zich het oordeel aanmatigt, metend met de maat der willekeur, en zelf met den balk in het oog, zich aan den splinter in broeders oog ergert." En nu volgt de hooghartigheid. Ook hier mogen we dus verwachten, dat het beeld des Farizeërs voor ons oog zal treden. Zie, daar hebt ge hem „Een die het heilige aan de honden toewei'pt en zijn peerlen voor de zwijnen!" Eerst zoo we dit woord uit 's Farizeërs leven begrijpen, kan deze uitspraak dus worden verstaan. Bespreken we elk der twee deelen 's

afzonderlijk.

Hoe kan de

Farizeër ons worden voorgesteld als een „die het honden werpt?" Gelijk men weet, was de hond bij Israël, niet als bij ons het gekoesterd en geliefkoosd huisdier, maar een veracht, onrein beest, dat men meed en schuwde. Goliaths vraag aan David „Ben ik een hond?" Abisai's uitroep tot Israëls koning, toen Semeï hem vloekte: „Wie is deze doode hond, dat hij mijn heer den koning vloeken zou?"; en niet minder Paulus krasse greep: „Ziet op de honden!" in den Filippenzerbrief, zijn hierbij ook voor den eenvoudigsten heilige voor de

:

Bijbellezer overtuigend. Is

nu met „het

offervleesch,

dat

heilige" in het beeld buiten kijf bedoeld het heilige priesters alleen te eten vergund was, dan heeft

den

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1896

Abraham Kuyper Collection | 256 Pagina's

Uit het Woord - pagina 12

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1896

Abraham Kuyper Collection | 256 Pagina's