Honig uit den rotssteen - pagina 175
!
!
;!
161 leven bij en om den troon onzes Gods. ons het maar belijden, was voor ons ongeloovig hart weer gezonken en verlaagd tot weinig meer dan een klank, een naam, een nevelbeeld onzer ziele, en zie, nu, door dat Heere der Heikschaken is die God weer ongemerkt in al de heilige, volle werkelijkheid van zijn namelooze macht en ondoorgrondelijke majesteit voor ons getreden, als de Eenige die iets kan, als degene, die alles kan, als een in wiens wijd begrip van mogendheid en sterkte noch eind noch aanvang is. Jehovah der heirscharen, onze almachtige God Leed, krankte, ongeval meer nog, smaad om Jezus' wil gedragen het ons opgelegde kruis; de druk die ons neerboog; erken het maar, mijn broeder, het was van lieverlee voor ons ongeloof, een macht naast God en tegen ons geworden; ja, in onze dwaasheid, had het ons toegeschenen, alsof de macht van zulk een ziekte eigenlijk onzen God tl' machtig was, zoodat we twijfelden: „Zou hij er wel yan kunnen, verlossen !" En zie, nu staan daar opeens al die kleine machtjes van leed en druk, van benauwing en krankheid, van plagen en bezoeking, van kruis en smaad, als hulpbedienden van lagere orde en zeer ondergeschikten rang voor ons, ergens schier wegschuilend onder de heirscharen van uwen Koning en uwen God. En duivel, zonde en dood, die, door uw zielsverstomping, in de zondige droomen van uw ontsteld gemoed, als onweerstaanbare, onverwinlijke geweldenaars u hadden doen sidderen, die ziet ge nu als onderworpen en bedwongen machten, onwillens er tegen worstelend, nochtans dienst doen ter raad s volbrenging van Hem die Heere der Heirscharen is, en ze met die heirscharen bedwingt. Zoo gaat dan de klem weer van den mond de schroef weer van het hart af; er komt verruiming, er komt verademing; wat zoo groot scheen en ons daardoor verschrikte, is kleiner, is zeer klein is niets geworden; en Hem, dien we verduisteren lieten tot een machtelooze, is weer als de ^//eonnachtige, ^/machtige in al de majesteit zijner mogendheden voor ons gaan schitteren, o. Die aarde zoo tot bijna niets verzonken, en die hemel met zijn tienmaal tienmaal-duizenden heirscharen zoo ons toesprekend, zoo de ziel verheftend, zoo van leven blinkend, zoo om er heen te vliegen, zoo goddelijk majestueus En als dan die Allee nmnchtige en ^/machtige God u door zijn Woord zeggen laat Alzoo zegt die Heere der heirscharen „Keert weder tot Mij, spreekt die Heere der heirscharen, en Ik zal tot u wederkeeren, zegt die Heere der heirscharen," o, dan immers wijkt de laatste beklemming. Want was het eerst: alles teyen mij, en ik de eenzame en door onweder voortgedrevene; nu opeens, is het alles juist omgekeerd; nu beteekent wat tegen ons is, eigenlijk niets, en is voor óns, is onzer, is tot ónze hulp gereed. Hij die alles beteekent, die alleen onder allen en onder alles helpen kan, zoodat ge er voor
en
onzienlijke
Die
God
ongeziene
zelf,
o,
laat
;
;
;
:
eeuwig uit II
zijt.
Heere der heirscharen
:
is
zijn
naam 11
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 330 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 330 Pagina's