Zions roem en sterkte - pagina 322

;

ARTIKEL XXXVI.

314

straat liepen, mannen en vrouwen, onder voorwendsel dat de naakte waarlieid waren. Vraag. Wanneer gaat het een volk, onder de regeering van overheden, voorspoedig en wel ? Antw. Als de overheden, die God over ons gesteld heeft, 1. godsdienstige mannen zijn, die den waren godsdienst, en Voorts zal het gede gemeente voorstaan, Deut. 17 18, 19. schieden, als hij op den stoel zijns koninkrijks zal zitten, zoo zal hij zich een dubbel van deze wet afschrijven in een boek, uit hetgene dat voor het aangezicht der Levietische priesters is. En het zal bij hem zijn, en hij zal daarin lezen, alle de dagen zijns levens, opdat hij den Heere zijnen God leere vreezen om te bewaren alle de woorden dezer wet, en deze inzettingen, om die te doen; Exod. 18 21. Doch zie gij om, onder den volke, naar kloeke mannen, godvreezende, waarachtige mannen, de gierigheid hatende; 2. rechtvaardige mannen, die de gerechtigheid handhaven, Jes. 1 Zoekt het recht, helpt de verdrukten doet den weezen 17. recht, handelt de twistzaak der weduwen Exod. 23 8. Ook

op de zij

.

.

:

:

:

;

;

:

geen geschenk nemen want het geschenk verblindt den ziende, en verkeert de zaak der rechtvaardigen 3. nederige mannen, die vijanden zijn van hoovaardij, en vriendelijk en bescheiden zijn jegens de onderdanen, Deut. 17: 20. Dat zijn hart zich niet verheffe boven zijne broederen, en dat hij niet afwijke van het gebod, ter rechter of ter linker hand. Zulk een man was David, Ps. 131 Heere mijn hart is niet hoog! 1, 6. Hij sprak vriendelijk met eene vrouw, 2 Sam. 14 10; 4. kloeke mannen, die doorzicht en beleid hebben, om de belangen der burgerij te verzorgen, 2 Kron. 19 En hij 5, 6. stelde richteren in het land, in alle vaste steden van Juda, van stad tot stad en hij zeide tot de richteren, ziet wat gij doet, want gij houdt het gericht niet den mensch, maar den Heere 5. ijverige mannen voor den Heere, om alle dwalingen, afgoderij en verleidingen tegen te gaan. Saul deed weg uit den lande de waarzeggers en duivelskunstenaars, 1 Sam. 28 9. Asa deed weg de drekgoderi, 1 Kon. 15 3. 12, en de altaren, 2 Kron. 14 3. Salomo Josafat roeide uit de afgodische hoogten, 2 Kron. 17 bouwde den tempel. Joas herstelde de breuken, 2 Kon. 12 5. Zoo ook Josia, 2 Kon. 22 4. Vraag. Welke onderdanen zijn hier te bestraffen ? Antw. 1. Die kwade en zondige geboden der overheden gehoorzamen, gelijk als de valsche getuigen, tegen Naboth. 1 Kon. 21 13; die het beeld aanbaden. Dan. 3 7; die op Herodes' gebod de kinderkens te Bethlehem doodden, Matth. 2 16. 2. Die zich opstellen tegen goede en burgerlijke wetten gelijk Israël opstond tegen Mozes, Exod. 14; of verachtelijk spreken van de overheid, die God over hen gesteld heeft, Job. 34 18. Zou men tot een koning zeggen gij Belial ? tot prinsen gij goddeloozen ? 3. Die de overheid niet onderdanig zijn, om des Heeren wil, of geduld hebben met haar gebreken en zwakheden. Zeer nadrukkelijk is hier de rede van den zaligen Lodenstein: Zoo haast verneemt men niet de zonden van eenig regent, of dadelijk slaat zult gij

;

;

:

:

:

;

:

:

:

:

:

:

.

.

:

:

:

:

:

:

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen