GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een der ernstigste

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een der ernstigste

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een der ernstigste vragen op Zendingsgebied blijft de geldquaestie. Er is geen Zandingsvereeniging in ons vaderland, die r.iet voortdurend met tekorten worstelt. En ook onze Deputaten voor de Zending moeten telkens bij de Kerken om een (tieuwe collecte komen vragen. De Zending i: j nu eenmaal geen goedkoop werk. De tractementen onzer Zendingsdienaren in Indië moeten veel hooger zijn dan die vaa de predikanten hier te lande, omdat de levensstandciard in Indië duurder is. En bij deze tractementen komt nog zooveel voor scholen, hospitalen enz. Ongetwijfeld brengen onze Kerken reeds thans voor de Zending zeer hooge offers. Indien men eens vergelijkt, wat aan collecten bijeenkomt voor de Tïieologische School of de Vrije Universiteit, voor de hulpbehoevende Kerken of de kas der emeriti predikanten, dan zal men zien, hoe de collecten der Zending die alle verre overtreffen. Er wordt voor de Zending gemiddeld per jaar /100.000 aan collecten bijeengebracht, voor de Vrije Universiteit slechts 14500 gulden.

Maar hoe groot de offervaardigheid voor de Zending ook wezen moge, er is toch geen kwestie van, dat hetzij onze Kerken, hetzij de verschillende Zendingsvereeaigingen met de inkomende middelen volstaan kunnen. Er is vooral op onze Buitenbezittiiigen in den laatsten tijd een groote begeerte naar het Evangelie ontstaan; terrein na terrein werd voor de Zending opengesteld ; de velden zijn wit om te oogsten; en indien het aantal onzer missionarissen kon vertienvoudigd worden, zou nog in den oogenblikkelijken nood niet voorzien zijn. Ea in stee van op uitbreiding bedacht te kunnen wezen, klagen de meeste Zendingsvereenigingen in ons land, dat ze zelfs reeds bezette posten zullen moeten opgeven, wanneer niet in den fiaantieelen nood wordt voorzien.

Nu heeft ongetwijfeld de ervaring geleerd, dat een Zending, die rechtstreeks van de Kerk uitgaat gelijk de onze, ook wat de fiianlieele verzorging betreft, een grooten voorsprong heeft. Dit kan ook niet anders. Een vereeniging blijft de zaak van enkele particulieren. Ge kunt er lid van worden of niet. Of ge er aan geven wilt, een vaste contributie of een extra gave, hangt van uw goede gezindheid af. En als het Bestuur met een noodkreet bij u aanklopt, omdat de bodem der schatkist weder zichtbaar is, dan komt allicht de gedachte bij u op, — een eeht HoUandsche gedachte, — dat men niet verder springen moet dan zijn polsstök lang is. Met welk recht heeft het Bestuur weer nieuwe terreinen bezet, wanneer de middelen toch zoo karig zijn? Het gevolg is, dat er altoos weer een nieuwe bedelbrief komt, alsof zulk een bodemloos vat ooit te vullen ware.

Geheel anders staat de zaak daarentegen, zoodra ge de Zending kerkelijk maakt. Want de Zending gaat dan niet van een Bestuur uit, maar van uw eigen gemeente; ge hebt zelf den Zendingsdienaar mede beroepen en ge draagt mee de verantwoordelijkheid van zqn uitzending. Het hangt hier dus niet, van uw goedheid af, of ge lid der zendingsvereeniging worden wilt; omdat ge lidipaat der l^erk zijt, staat ge

met den zendingsarbeid vanzelf in verband. En voor de verkrrjgii^ der noodige gelden kan nu de organisatie en het zedelijk gezag van de Kerk worden gebruikt. Men hangt niet meer af van contributie en extra gaven, maar op geregelde tijden kan er in elke Kerk gecollecteerd worden; terwijl in grootere Kerken, die in wijken verdeeld zijn, de wijkbroeders gebruikt kunnen worden om elke week aan de huizen nog een bijdrage te vragen. Het is dan ook ongetwijfeld aan die kerkelijke organisatie te danken, dat onze Zending in offervaardigheid het hoogst staat onder alle Zendingsgenootschappen in Nederland, en niet een harer zooveel voor de Zending bijeenbrengt als onze Gereformeerde Kerken.

Maar al zou, wanneer de andere Eerken ons voorbeeld volgden, zeker het bedrag der inkomsten belangrijk kunnen stijgen, toch zou de Zending hiermede niet genoegzaam geholpen wezen. Er is aan de offervaardigheid van ons volk een limiet. En zeker zou het niet geoorloofd wezen, dat van de oogenblikkelrjke belangstelling voor de Zending gebruik werd gemaakt, om alle bronnen haar wateren alleen in dit kanaal te doen uitstorten. Er is in Nederland zelf zooveel wat steun noodig heeft en dat niet aan de Zendingsliefde mag worden opgeofferd. Ook hier geldt de regel, dat men eerst de huisgenooten des geloofs zal weldoen, voordat men aan de behoeften van anderen denkt. Er IJgt een ziekelijke overdrijving in, wanneer een Kerk tonnen gouds zou uitgeven om het Evangelie aan de heidenen te verkondigen en de arme kinderen van ons eigen volk, die in erger dan heidendom opgegroeid zijn, aan hun lot zou overlaten.

De vraag verdient daarom wel ernstige overweging, of voor de Zending geen andere hulpbronnen kunnen ontsloten worden dan collecten en contributies van de toch reeds zoo zwaar belaste Christenen in Nederland?

Nu leert de Schrift ons wel zeer duidelijk, dat degenen, tot wie het Evangelie gebracht wordt, zoo spoedig mogelgk zelf in de kosten van het predikambt hebben bij te dragen. Noch de gemeente te Jerusalem noch die te Antiochië hebben voortdurend de zendingsdienaren onder Joden of Heidenen onderhouden. Eer zien we omgekeerd, dat zoodra er. Christelijke Kerken in de heidenwereld gevestigd worden, deze zelf voor het onderhoud der Apostelen zorgen, en wat meer is, bovendien nog demoedergemeente van Jerusalem steunen in haar armoede en gebrek. Christus gelastte zijn disdpelen dan ook op reis te gaan zonder buidel, d. w. z. zonder geld met zich mee te nemen, want de arbeider is zijn loon waardig. En al mag deze regel in onze dagen niet letterlgk kunnen opgevolgd worden, tcoh blijft de grondgedachte van dit woord ook'V< |of ansjtcyenl De zendende Kerk moge een tijdlangrvoor de kosten der zending zorgen, zooldng er nog geen gemeente is, maar zoodra de prediking van het Evangelie ingang vindt, behooren de bekeerden zelf ia de beboetten van den Dienst des Woords te voorzien. Dat is de ordinantie door Christus en de Apostelen ingesteld en de Zending zal er bet best bij varen wanneer ze ook deze ordinantie handhaaft. Wat men kosteloos krijgen kan, wordt gewoonlijk weinig op prijs gesteld. Eerst als de inlander zelf gaat bijdragen voor zijn predikant, zal hij ook meer betrekking op den Dienaar gaan gevoelen.

Maar al moet het daartoe op den duur komen, toch zal de Zending wel zeer lang moeten arbeiden, voordat ze gemeenten gevormd beeft, sterk genoeg om deze tinantieele lasten te dragen. Het hoofdbezwaar is, dat in de dagen der Apostelen het Evangelie gebracht werd onder hoogstaande cultuurvolkeren, die een uitgebreiden handel, nijverheid en landbouw bezaten en daardoor genoeg middelen verwierven om in de behoefte der Dienaren te voorzien, terwijl de Zending in onze dagen zich meest richt tot volkeren, die nog op zeer lagen trap van cultuur staan, zoo goed als geen handel of nijverheid hebben en derhalve Hnantieel te arm zijn om zulke geldelijke offers te kunnen brengen. Onder deze min of meer wilde volksstammen is geld vaak een nog onbekend artikel; bestaat de handel nog uitsluitend in den vorm van ruilhandel; en kan zslfs de Overheid geen andere belasting innen dan in den vorm van „naturalia". En hoe zou er dan sprake van kunnen zijn, dat deze volksstammen reeds geld bgeen zouden brengen om in de bezoldiging van hun Zendingsdienaren te voorzien?

Vandaar dat Dr. H. H. Meulenbelt, predikant bij de Hervormde Kerk te Baarn, in het Zondagsblad van de Nederlander é^ vraag aan de orde stelde, of er niet een ander middel kon gevonden worden ? Hrj gaf deze artikelen thans afzonderlijk uit onder den titel: Handel en Nijverheid in dienst der Zending en bepleit dit middel als een uitweg voor de geldelijke zorgen onzer Zendingsvereenigingen en een eisch van de toekomst der Zending zelf. Zijn grondgedachte komt, kort saamgevat, hierop neer, dat evenals de Zending thans reeds naast den eigenlijken Zendingsdienst door de prediking des Woords, ook scholen bouwt voor het onderwijs en hospitalen sticht voor de kranken, zij op dezelfde wijze ook den handel en de nijverheid in haar dienst zou stellen. Het liefst ? ou hij daarom zien, dat de verschillende Zendingsvereenigingen een Zendingsraad in het leven riepen, die deze commerciale belangen behartigde. Deze Zendingsraad zou dan met geleend kapitaal verschillende goederen kunnen inslaan, deze deponeeren in opslagplaatsen en toko's, en Christelijke jongemannen zouden deze goederen kunnen verkoopen. Daardoor zou een dubbel voordeel bereikt worden. Vooreerst zou de winst van dezen handel ten bate van de Zending komen en de Zendingskas daardoor worden gestijfd. En ten tweede zou het Christelgk element in Indie worden versterkt, de inboorlingen niet langer afhan-]$eli^k worden gemaakt van allerlei Chineesche handelaren en onder de wilde stammen een betere cultuur worden bevorderd.

Nieuw is deze gedachte, gelijk Dr. Meulenbelt zelf mededeelt, niet. De Zending der Hernhutters heeft reeds lang dit middel toegepast en de helft der kosten van de Zending der Broedergemeente wordt uit deze inkomsten bestreden. Ook de Zendingsvereeniging te Bazel heeft zulk een handelsvereeniging, die van 180000 tot 300000 francs jaarlijks als bate in de Zendingskas stort. Evenzo o wordt in Barmen, in Schotland en in Amerika gehandeld. En blijkens de berichten van Ds. Hofmeijer wordt in Zuid-Afrika dezelfde methode toegepast. Men zendt daar naast den zendeling-predikant andere zendelingen uit, die zich met handel, bouwwerk, huizen maken enz. bezig houden en dit aan de inboorlingen leeren. Daarbij gaat men van de dubbele overweging uit: vooreerst, dat het Evangelie het best aan een inboorling kan verkondigd worden door den zendeling, die hem tegelijk een handwerk leert. En ten tweede dat het zendingswerk zich zelf behoort te onderhouden en niet gesteund moet worden door fondsen uit het moederland. Hierbij komt nog, gelijk Dr. Baron van Boetselaar van Dubbeldam terecht opmerkte, dat de bewoners onzer Buitenbezittingen veelal leven van zeeroof, vischvangst en roofbouw en het daarom een levensquaestie is voor deze inboorlingen, een geregelde wijze van bestaan te zoeken, wanneer het Christendom er ingang begint te krijgen.

Er is in dit alles zeker veel wat de aandacht verdient van onze Zendingsmannen en daarom bevelen we de lezing van dit vlugschrift gaarne aan. De gedachte van een algemeenen Zendingsraad van alle zendingsgenootschappen en zendende kerkenis ons niet sympathiek, omdat, zelfs al geldt het hier een uitsluitend commercieel belang, een dergelijke concentratie ons weinig toelacht. En evenzeer achten we minder aanbevelenswaard, dat de Kerken zelf zulke „industrieele zendelingen", gelijk men ze heeft genaamd, aanstellen, kapitaal opnemen, voor inkoop en verzending der goederen zorgen zouden enz. Maar welschijnt ons de methode te Bazel gevolgd, profijtelgk, dater een aparte handelsvereeniging wordt opgericht, die met de Zending in nauw verband staat, op Zendingsposten kantoren vestigt, zorgt dat degelijke Christelijke jonge mannen daarheen gezonden worden en een deel van de winst aan de Zending toekomen laat. Een geheel andere vraag is natuurlijk, in hoeverre de Zending er toe kan bijdragen, dat de hoogere cultuur onder de inboorlingen verspreid worde en daarom als behulpsels ook timmerlieden, tuiniers, enz. naar de zendingsposten uitzendt, opdat het volk leere op betere wijze zijn brood te verdienen. Maar hoe men hierover ook denken moge, in elk geval is hier een zeer belangrijk probleem aan de orde gesteld, dat waard is door onze Kerken overwogen te worden. En al had Ds. Meulenbelt uitsluitend het oog op de Zendingsgenootschappen, ook onze Gereformeerde Kerken kunnen winste doen met de opmerkingen door hem gemaakt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Een der ernstigste

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1911

De Heraut | 4 Pagina's