GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De jongste volkstelling bracht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De jongste volkstelling bracht

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De jongste volkstelling bracht ons in de eerste plaats het verrassende resultaat, dat de Gereformeerde Kerken in het afgeloopen tiental jaren zeer belangrijk in ledental zijn vermeerderd. Wat men in de kringen der Hervormde Kerk zoo gaarne vertelt, dat de Gereformeerde Kerken hard achteruitgaan; dat scharen naar de Hervormde Kerk terugstroomen, omdat ze daar de „waarheid" kunnen hooren en den geesteloozen toestand in onze Kerken moede zijn, is gebleken niets dan een sprookje te wezen. We gingen in tien jaren vooruitvan 371.1290P491.451 leden, wat dus een vermeerdering beteekent van rond 120.000 leden, of juist een derde van het ledental, dat we in 1899 bezaten. Zelfs is er onder alle Kerken niet één, die zulk een aanzienlijke aanwinst kan aanwijzen; de Roomsche Kerk alleen uitgezonderd. Dit kan niet daaraan te danken zqn, dat velen die in 1889 uit sleur zich nog als Christelijk Gereformeerd opgaven, thans hun kerkelijken staat juister invulden, want dan zou de volkstelling voor de Christelijk Gereformeerden een aanzienlijk verlies moeten aanwijzen. En dit is niet zoo. De Christel^k Gereformeerden bleven stationair en de 120.000 nieuwe leden, die onze Kerken wonnen, kunnen dus niet aan deze groep ontleend z^n.

Dit resultaat nu was daarom te verblijdender, omdat we in de voorafgaande periode van 1889—1899 vrijwel stationair waren gebleven. We klommen toen slechts van 370263 op 371.129 leden, dus niet meer dan een kleine duizend. Al moet hierbij natuurlijk rekening worden gehouden met het feit, dat in dit tiental jaren de samensmelting valt van de Christelijke Gereformeerde Kerk met de Nederduitsche Gereformeerde Kerken; dat we daarbij volgens de volkstelling 54 629 leden verloren aan het nieuw opgerichte Christel^ke Gereformeerde Kerkgenootschap, en dat tal van moeilijkheden in den boezem der pas samengevoegde Kerken een krachtige actie naar buiten belemmerde, toch zou het zeker een droef teeken geweest zijn, wanneer de j 3ngste volkstelling geen verbetering had aangewezen. Thans blijkt, dat de exodus naar de Christelijke Gereformeerde Kerk zoo goed als opgehouden heeft; de Christelijke Gereformeerde Kerk nam in dit tiental jaren slechts met 1000 leden toe; ze klom van 54.629 op 55 720, een toename die feitelijk achteruitgang beteekent, want volgens de toename der bevolking door geboorte had de vermeerdering ongeveer 8000 leden moeten bedragen. Daarentegen moet een een niet onbelangrijke uitbreiding onzer Kerken door overgang van leden uit de Hervormde Kerk hebben plaats gevonden, want de aanwinst van 120, 000 leden kan niet door het geboortecijfer worden verklaard. Wel heeft de statistiek het opmerkelijke feit aan het licht gebracht, dat de Gereformeerde Kerken, naar verhouding met andere kerken gerekend, het grootste aantal leden beneden de 10 jaar hebben en wijst dit op een zeer hoog geboortecijfer in onze Kerken, maar een vermeerdering van 33 pCt. kon door dit geboortecijfer alken niet zijn bereikt. Het duidelijkst blijkt dit, wanneer men let op Zuid-Holland. In 1899 waren er 86, 125 Gereformeerden; in 1899 bedroeg hun getal 88, 928; thans klom het tot 132, 049, zoodat de toename in deze provincie gedurende de laatste tien jaren 43, 000 bedroeg, of 50 pCt. Er is dus alleszins reden voor ons om dankbaar te wezen voor de resultaten, dis deze volkstelling ons bood. Natuurlek blijven we met onze ongeveer vijf honderdduizend leden nog verre ten achter bij de Hervormde Kerk, die twee en een half millioen, en de Roomscbe Kerk, die twee millioen leden telt, maar we gaan toch in ledental met rasse schreden vooruit, wat van de Hervormde Kerk zeker niet kan gezegd worden. 0..k de Roomsche Kerk kan met het resultaat van deze volkstelling tevreden wezen. Van 1889—i899klomze van I 596.482 tot 1.790 610, dus met 194128 leden; thans van i 790 610 tot 2051.021, wat een toename beteekent van 260 411. Gaat deze toename ook in de volgende jaren even snel door, dan zal de tijd niet verre meer zijn, dat de Roomsche Kerk de Hervormde Kerk zal hebben ingehaald en onder de Kerken, wat het getal harer leden betreft, de eerste plaats zal innemen. Het verschil tusschen beide Kerken bedraagt thans nog slechts een half millioen, want de Hervormde Kerk telt 2.588.261 leden en de Roomsche Kerk 2.051.021. Aangezien de Roomsche Kerk in dit tiental jaren 143 000 leden meer aanwon dan de Hervormde Kerk, zal, wanneer de toename in beide Kerkan gelijken tred blijft houden, binnen veertig jaar dit verschil reeds zijn ingehaald.

Toch ligt dit niet daaraan, dat de Roomsche Kerk gerekend naar den aanwas der bevolking zoo sterk vooi uitgaat, maar alleen daaraan, dat de Hervormde Kerk nog steeds achteruitgaande is. In 1889 telde ze 2 194649 leden; in 1899 3471 021, wat een toename beteekende van 276 372; thans telt ze 2.588 261, zoodat ze in dit tiental jaren slechts met 117.240 vermeerderde. Een aanwinst nu van 117 240 leden op de 2 471 021 in tien jaren is feitelijk geen winst, maar verlies. Volgens de regelmatige toename der bevolking door geboorte moest dit cijfer minstens driemaal zoo hoog wezen. Er blijkt dus uit, dat de Hervormde Kerk in dit tiental jaren bijna een kwart, millioen leden verloren heeft. De cijfers wijzen dit uit. De bevolking neemt in Nederland i 89 per jaar toe, wat globaal gerekend over 10 jaar, een vermeerdering van 14 percent zou moeten geven. De Hervormde Kerk, die In 1899 2471.021 leden telde, had dus door geboorte 345 940 leden er b^ moeten krijgen. Aangezien de vermeerdering slechts 117.000 leden bedroeg, moet de Hervormde Kerk dus 238 940 leden verloren hebben.

Waar deze leden gebleven zijn, valt dan ook niet moeilijk te zeggen, want de statistiek wijst dit niet onduidelijk uit. Degenen, die verklaard hebben tot geen kerkelgke gezindheid te behooren, zijn van 115, 179 geklommen tot 290, 200, wat een toename beteekent van 175, 000 of 150 pCt. Men kan gerust rekenen, dat hiervan ongeveer een 150, 000 ten laste van de Hervormde Kerk komen. Voorts zijn de Remonstranten van 20, 129 vooruitgegaan op 27, 450, zoodat ze 7, 300 leden wonnen, waarvan zeker een kleine v^fduizend te danken zullen zijn aan overgang van modernen uit de Her vormde Kerk. Ook het getal van hen, die tot allerlei kleinere Kerken behooren, klom belangrijk; in 1889 was het I5i973; thans bedroeg het 63, 008. Terwijl ook onze Gereformeerde Kerken hun aanwinst van 120, 000 leden wel voor het grootste deel aan de Hervormde Kerk zullen te danken hebben. De achteruitgang der Hervormde Kerk blijkt dus aan vierderlei oorzaak te wijten te zijn. Vooreerst, dat een groot deel van haar leden, die nog nominaal te boek stonden, maar reeds lang met alle religie gebroken hadden, zich thans ook formeel van haar hebben losgemaakt. Ten tweede, dat een niet zeer groote groep van modernen, zich op een plaats, waar de orthodoxen de meerderheid hebben, bij de Remonstrantsche gemeente aansluit. Ten derde, dat velerlei secten .vooral in de groote steden aan de Hervormde Kerk afbreuk doen. En eindelijk, dat een niet onbelangrijk contingent zich bij de Gereformeerde Kerken voegt, omdat ze als Gereformeerden zich daar beter thuis gevoelen.

Maar al blijkt hieruit, dat de Hervormde Kerk achteruitgaat in beteekenis voor ons volksleven, toch volgt daaruit volstrekt niet, dat het Protestantisme gevaar zou loopen, of dat de Roomsche Kerk allengs de overhand zou krijgen. Op de 5943.031 inwoners, die ons land telt, heeft de Roomsche Kerk slechts 2 051.011, dus nauwel^ks meer dan één derde. Percentsgewijs over heel de bevolking genomen, stijgt het aantal Roomschen dan ook niet, maar schijnt het eer te dalen. In het begin der vorige eeuw (1829) bedroeg het aantal Roomschen op 10 000 inwoners nog 3899 en dit getal nam regelmatig af, zoodat het in 1889 bedroeg 3556 en thans 3451. Het schrikbeeld van een Roomsche overheersching is dus. dwaasheid. Het gevaar schuilt veel meer, gelijk ook deze volkstelling uitwees, in de ontzettend snelle toename van hen, die met elke Kerk hebben gebroken. Bij de volkstelling van 1879 kwam deze cate-< gorie 't eerst voor; in 1889 bedroeg hun aantal reeds 66055; in 1899, 115 1795 thans klom het tot 290.260. Dit zijn cijfers die wel zeer ernstig spreken mogen tot de conscientie van ons volk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 oktober 1911

De Heraut | 4 Pagina's

De jongste volkstelling bracht

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 oktober 1911

De Heraut | 4 Pagina's