GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Een gebaande weg”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Een gebaande weg”.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En er zal een gebaande weg zijn voor het overblijfsel zijns volks, dat overgebleven zal zijn van Assur, gelijk als Israël geschiedde ten dage, toen het uit Egypteland optoog. Jesaia 11 : 16.

De pijnlijke profetie ligt er eenmaal toe, dat »de poort eng is en de weg nauw, die ten leven leidt, en dat er slechts weinigen zijn, die dezen weg vinden". Een profetie daardoor nog verscherpt, dat er ook het omgekeerde, het vlak tegenovergestelde bij wordt gevoegd, en dat ook even stellig voorzegd is, hoe sde poort wijd, en de weg breed is, die ten verderve leidt, en dat er helaas velen zijn, die door dezen weg ingaan." Saam alzoo twee inééngeschakelde profetieën, die vooral dd^raan hun hoog gewicht ontleenen, dat ze ons door den Christus zalven zijn aangezegd, en wel aangezegd in die alles te bovengaande openbaring, die als de Bergrede het heiligst cachet draagt.

Kon men nu nog staande houden, dat de uitkomst toch wél iets op deze ontzettende profetie afdingt, maar ook hier is geen sprake van.

. Zeker, er liggen tijden achter ons, waarin de uiterlijke dienst van Jehovah in Israel, en zoo ook de vormelijke dienst in Christus Kerk, onder de volken in eere was. Men behoeft slechts aan de dagen van David en van Josia onder de Joden, en aan een deel der Middeleeuwert in het leven van Christus' kerk, te denken, om den indruk te ontvangen alsof destijds verreweg het grootste deel der volksmenigte wandelde in heilige godsvrucht. Maar hoe te ontkennen, dat 't beide malen meer schijn dan wezen .was, indiep men let op wat na David in Salomo en na Josia in Manasse volgde, of op wat voor het uitbreken van de Reformatie dé groote scheuring in Christus' Kerk voorbereidde.

Ook in de vorige eeuw is, na Napoleon's verwildering, in den Reveil weer een korte periode gevolgd van geestelijk weeropleven, en ook met de Scheiding en de Doleantie trad weer een heihger verheffing naar voren. Maar hoe bedrogen kwam toch niet uit, wie ook van deze nieuwe verwekkingen een terugkeer van heel het volk naar zijn God verwacht, of althans ge hoopt had.

Niet anders rest ons dan ook, dan met pijnlijke zelf beschuldiging te belijden, hoe telkehs opnieuw de uitkomst tot teleurstelling leidde, en hoe het altoos opnieuw bleek, hoe Jezus aangrijpende profetie nog steeds bewaarheid werd: Steeds meerderen die ingaan door de poorte die ten verderve leidt, en niet dan weinigen die' ingaan door de poorte, die inleidt ten leven.

Reeds van ouds ging daarom sprake van een overblijfsel.

Hoe klein en nietig was het volk van Israel niet, zoo ge het vergelijkt bij de machtige volken die in Babyion en Assyrië, in Perzië en Griekenland, en ten slotte in Rome's Keizersstaat de wereld beheerschten. En toch, zelfs van dit zoo kleine Israel viel keer op keer toch nog de overgroote meerderheid af. Eerst de Tien Stammen, zoodat er slechts één stam van Juda overbleef, en ook van wat toen nog over bleef viel opnieuw het meerendeel af, en ten slotte was. in de dagen van Jezus niets dan ee7i klein overblijfsel in Galilea en Judea op te sporen.

En zooals het toen was, is het nog steeds. Hoe klein is niet, heel Europa door, de groep der trouwe geloovigen die aan de belijdenis der vaderen vasthouden ? Wat zijn ze uit den stand der geleerden, en der machtigen en der aanzienlijken niet schier op verdwijnens na te loor gegaan? En hoe staan ze ook nu niet opnieuw als ^een klein overblijfsel" tegenover de boeleerende, woelende en joelende schare over.

Er is niet één enkel volk meer, zoo min in ons land als in 't overige Europa, en zoo min in Europa als in Amerika, om nu van Azië en Afrika, niet eens te spreken, waarvan gezegd kan worden, dat zijn geestelijke macht en geestelijke beteekenis als volk nog in de trouwe belijdenis van den Christus ligt.

Ook al mocht in de dagen der Hervorming geroemd, dat 't geloof ook in het staatkundige leven der volken, en zoo ook in ons volk, toen den hoogsten toon aangaf, die glansperiode is reeds voor meer dan een eeuw ondergegaan, en wat thans weer, ook onder ons volk, de geestelijke heerschappij uitoefent, ^is niet de hoogheid van den Christus, maar de zelfaanmatigende hoogheid van den mensch.

En dit zóó sterk, dat ge soms onwillekeurig uzelf afvraagt, of niet welhaast de tijd komende is, dat het Kruis geheel verdonkerd en de eere van den Christus onder men schen geheel vergeten zal zijn, om nog alleen onder Gods engelen te worden toegezongen.

Doch juist tegen die angstvolle beduchtheid treedt nu de zoo stellige toezegging in, dat de Heere steeds een gebaanden weg geopend houdt voor het overblijfsel zijns volks, en het is op deze toezegging dat nog altops de historie het zegel drukt.

Jacob met zijn zonen was niets bij het machtige Egypte vergeleken, en ook straks onder de volken van Assur en Babyion telde Israël ternauwernood mede, en toch, terwijl alle deze volken ten onder zijn gegaan, bezit alleen het zoo kleine en nietige Israël nog altoos zijn overblijfsel onder alle natiën.

En zoo ging het heel de historie door. Hoe telkens scheen het niet, alsof onder de vervolgingen van Rome's keizers heel de Christenheid zou worden uitgemoord. En toch, wat leverde de uitkomst anders, dan dat Rome's keizerrijk ten onder ging, en Christus' Kerk machtiger opbloeide.

Hoe scheen het niet, alsof in de dagen der Reformatie Spanje ons den voet op den nek zou zetten, en Alva met Parma ons bestaan vernietigen zou. En toch, 'wat leerde de uitkomst anders, dan dat Spanje's glorie welhaast tanen ging, terwijl Nederland voor Europa werd als een srijzend wonder wassen», om 't beeld uit Tollens zang over te nemen.

Wat zijn niet, zelfs nu nog, de Staten in Europa en Amerika die met de Reformatie meê gingen, in ma, cht verre boven de Staten die onder Rome bleven, uitgegroeid.

En zoo gaat 't heel de historie door.

Telkens afval, straks verval, lijden en onder gaan, zoodat er schier niets om. in te roemen overblijft, dan in een overblijfsel. Maar ook voor dat overblijfsel ontsluit zich dan steeds weer een gebaande weg. Wat scheen uit te sterven leeft weer op, en de Heére strijdt voor zijn volk.

Aan die gelofte klemme ook thans' weer zijn volk zich vast.

Op meer dan een overblijfsel mag niet gehoopt wórden. De weg blijft nauw en de poort blijft eng die ten leven leidt.

Maar dat overblijfsel des Heeren zal dan toch immer te loor gaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 juni 1916

De Heraut | 4 Pagina's

„Een gebaande weg”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 juni 1916

De Heraut | 4 Pagina's