Geen duimbreed?! - pagina 144

H E T R E C T O R A A T V A N N A U T A ! DE

LOYALITEITSVERKLARING

ring ter tekening klaar te leggen. Hij protesteerde bovendien tegen het voornemen van Van Dam bekend te maken dat de formulieren op de vu zouden worden neergelegd. 3 4 In deze weken pleegde Nauta druk overleg met de rectores van Nijmegen, Tilburg en Rotterdam. Zij namen 25 maart het besluit eikaars conceptantwoorden aan Van Dam toe te zenden. Ook in de vergadering met directeuren en curatoren op 27 maart werd besloten tot een afwijzend antwoord aan Van Dam, dat op 2 april zou worden verzonden. In deze brief werd gesteld, dat de v u haar zelfstandigheid inzake de handhaving van de orde der universiteit wenste te handhaven en 'onmogelijk een band van buitenaf zou kunnen aanvaarden, die met het zelfstandig karakter in strijd zou zijn. Met leedwezen constateerden directeuren en curatoren dat dit karakter niet werd gerespecteerd. 35 Zij wensten overigens niet het recht van de bezettende macht te betwisten om te eisen, dat studenten geen handelingen pleegden die tegen haar gericht waren. Ook de verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal inzake de handhaving van de orde wilden zij niet in twijfel trekken, maar het bijzondere karakter van de v u bracht nu eenmaal met zich mee, dat het bestuur zelf de nodige maatregelen wilde nemen als dat nodig mocht zijn. Maar 'afgedacht van dit principieel wettelijk bezwaar bestaan er echter ook andere bezwaren van ernstige aard'. Het kon volgens beide bestuurscolleges geen geschikt moment worden geacht na alles wat er al gebeurd was, om de studenten een verklaring 'welke dan ook' ter tekening voor te leggen. Bovendien ging de inhoud van de voorgelegde verklaring veel verder dan een loyaliteitsverklaring. Er viel immers ook nog de verplichting onder enige tijd bij de Nederlandse Arbeidsdienst te werken, waartoe zij zich bij tekening vrijwillig zouden verplichten. Het was de vu verder ten ene male onmogelijk de namen van de niet-tekenaars aan de secretaris-generaal bekend te maken. Iedere goede grond ontbrak immers om deze studenten van verdere studie uit te sluiten, terwijl zij nota bene ingeschreven stonden en hun collegegeld hadden betaald. En dat, 'temeer nu het gedrag der studenten tot geenerlei maatregel aanleiding heeft gegeven'. Na deze moedige uitspraak sprak het vanzelf dat een hervatting van de colleges op 12 april absoluut niet kon worden gegarandeerd: 'De omstandigheden zijn huns inziens van dien aard - waarbij mede gedacht wordt aan het ontbreken van een waarborg, dat herhaling van hetgeen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen