GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 155

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 155

Driekwart eeuw kinderstudies in het Peadologisch Instituut te Amsterdam (1931-2006)

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

herinneringen aan de tijd op het paedologisch instituut

154

als een uitdaging: ‘Het meest inspannende ervan was wel dat ik ander gedrag moest vertonen dan wat de kinderen tegenover mij vertoonden. Bijvoorbeeld, als een jongen mij een grote bek gaf, dan moest ik me realiseren dat daarachter een grote onzekerheid schuilde, waarop ik met rust en belangstelling moest reageren. Bij die jongen dan, want bij een ander moest ik weer anders reageren. Sommige kinderen moest je nooit straffen maar juist wel belonen, terwijl anderen af en toe wel degelijk straf moesten krijgen.’ Een bijkomend probleem was dat kinderen nogal eens de klas uit moesten voor therapie en dat de meeste kinderen slechts kort op de school en het instituut verbleven. Het was in de klassen een komen en gaan. Na twee jaar achtereenvolgens een midden‑ en bovenbouwklas te hebben gehad, was Simon de drie daaropvolgende jaren belast met speciale taken. Daartoe behoorden aanvangs‑ en voortgangsonderzoeken van leerlingen. Hij nam iq-testen en schoolvorderingentoetsen af en werkte daarin samen met de zes psychologen. Daarnaast vertegenwoordigde hij als schoolprimus de school binnen de pi-organisatie. Dit laatste wilde zeggen dat hij voor de school aanwezig was op driemaandelijkse cliëntbesprekingen, waar een groepje leerlingen werd besproken. Daarnaast woonde hij de casusstaf bij, ‘waar slechts één kind twee uur lang besproken werd. Deze besprekingen stonden meestal onder leiding van Jan de Wit en werden ook bijgewoond door de leider van de leefgroep van het kind.’ Omdat er bij veel kinderen sprake was van een problematische thuissituatie, werkte het pi met een ‘cliëntsysteem’. Dat wilde zeggen ‘dat niet alleen het kind, maar ook de personen in zijn omgeving in beschouwing kwamen. Het kind stond daarin evenwel centraal. Er werd een diagnose gesteld en het kind werd uitgelegd waarom het niet thuis zat, maar op het pi, terwijl tegelijk ook duidelijk gemaakt werd dat het kind niet “schuldig” was aan de “beschadigde” thuissituatie. De ouders werden hierbij zoveel mogelijk betrokken, onder andere door middel van gesprekken (aanvankelijk werden de ouders dan geobserveerd door een one-way screen, maar later werd dat afgeschaft). Voor de kinderen met psychiatrische problemen gold ongeveer hetzelfde, met dien verstande dat deze ouders er gemakkelijker bij te betrekken waren en minder “behandeld” hoefden te worden. Mijn uitgangspunt was altijd: “moeilijk doen is het moeilijk hebben”, dat wil zeggen alle klachten van kinderen en ouders werden aux serieux genomen.’

Een buitengewone plek; Perfect Service; pag 154 2e proef

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006

Historische Reeks | 247 Pagina's

Een buitengewone plek voor bijzondere kinderen - pagina 155

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2006

Historische Reeks | 247 Pagina's