Jaarboek der Vrije Universiteit te Amsterdam 1948 - pagina 98
94
Na aldus bij het neerleggen van mijn ambt, evenals de Atheemse magistraten, rekenschap te hebben afgelegd, over de vervulling daarvan, in de hoop dat mijn verantwoording in de ogen van bevoegde „euthunoi", alle omstandigheden in aanmerking genomen, niet al te zeer beneden de maat is gebleven, kom ik thans tot de eigenlijke „fata". Ik zal hier niet onderzoeken, of deze gebruikelijke aanduiding (waarvan het Hollandse lotgevallen in de hoger-onderwijswet klaarblijkelijk een vertaling is) althans naar klassieken maatstaf gemeten, wel juist is : de bedoeling is in elk geval wel duidelijk. Het gaat over het wel en wee, het wedervaren, of liever nog algemener de ,,faits et gestes", de geschiedenis der Universiteit in het afgelopen jaar. De laatste daad die van den Rector gevraagd wordt, is, dat hij als historicus optreedt. Hier doet zich echter nu een moeilijkheid voor, waarop ik reeds bij mijn eerste aftreden in 1912 wees, die echter door de uitbreiding der Universiteit zich nog sterker doet gevoelen. De vraag is gewettigd: Is dit mogelijk ? Vermag de Rector dat ? Dat wil niet zeggen : Heeft hij daarvoor steeds de gaven (wat natuurlijk geenszins het geval behoeft te zijn), maar dit: Is het mogelijk, de geschiedenis te schrijven van één jaar op zichzelf, en dan van een jaar dat nog niet eens is afgelopen. 35 Jaar geleden beantwoordde ik die vraag ontkennend: Wanneer men — zo betoogde ik toen — zich niet bepaalt ,,tot eene bloote chronologische opsomming der fata academica in het afgelopen jaar", maar „ook het verband tusschen de feiten, hun ouderlingen samenhang, hun beteekenis voor het geheel schetsen wil; m.a.w. de historie der Universiteit tracht te beschrijven", „dan geven niet slechts de grenzen van een academiejaar een veel te mechanische insnijding en een veel te kort tijdsbestek, maar liggen ook de gebeurtenissen nog te dicht achter ons, om ze naar hun juiste waarde te kunnen beoordeelen" ; en ik concludeerde daaruit, dat daardoor de Rector zijns ondanks niet zelden genoodzaakt wordt, van elke waardeering af te zien en met enkele vermelding der memorabilia te volstaan. Ik denk er thans niet anders over. Moge de Romeinse historiographie zich uit annalistiek hebben ontwikkeld, hoezeer
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1948
Jaarboeken | 176 Pagina's