GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Jaarboek 1964 - pagina 112

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jaarboek 1964 - pagina 112

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

betrachting, de oneigenlijke mens is, die eigen vrijheid verloochent en daarmee eigen concrete persoonlijkheid en verantwoordelijkheid, door zichzelf onder het juk van een algemene ethiek te laten doorgaan. Als deugdzaam burger weet hij zo aan eigen zelfrechtvaardiging te bouwen. Maar bij B. komt hier dan een theologische kroon op, ja, dit wordt door hem theologisch toegespitst. De Farizeeër verschijnt dan op het toneel. Die zich door eigen gerechtigheid tegen het oordeel van God veiüg stelt, en derhalve geen bevrijdende vergeving en genade van God meent nodig te hebben. N u is het in B.'s „theologische antropologie" zo, dat ieder mens, buiten de ontmoeting in het actuele heden der verkondiging van Gods vergevende genade om, niet anders dan een Farizeeër kan zijn, en zich derhalve permanent gedraagt als iemand, die zichzelf beveiligt tegen Gods oordeel en die derhalve in zichzelf roemt voor Gods aangezicht. Zijn hele leven bestaat in het opbouwen van deze zijn „Selbst-Sicherung". Zijn doen en zijn denken zijn door deze impuls gedreven. Het gevolg is, dat hij niet open staat voor de toekomst, die immers als ,,Schicksar' niet anders dan ongewis kan zijn, zo min als voor de op hem toe komende God, Die niet anders dan een vergevend God kan zijn, en die enkel een vergevend God kan zijn, doordat Hij niet anders dan een „immer nur ein auf mich zukommender Gott sein kann" (III, 212), en Wiens transcendentie en eeuwigheid niet anders dan „Geschichtlichkeit" kan zijn (b.v. III, 156 e.v.), „standige Zukünftigkeit" (III, 121). In deze Zijn eschatologische advent tot de mens, die in de prediking „gebeurt", wordt de mens van zichzelf bevrijd, en d.i. van zijn ,,Selbst-Sicherung" (b.v, III, 163), van zijn wil, eigen leven zelf te kunnen „sichern" (210). De vergevende genade Gods en haar bevrijding uit de wil tot zelf-beveiliging tegenover God, de toekomst van het „Schicksal" en de ,,Anspruch" van de medemens, die hem zal ontmoeten, heeft derhalve bij B. geen effectieve gevolgen in deze werkelijkheid. Het „heden" van deze genade en van het hiermee corresponderend geloof is een raakpunt aan de cirkel van mens en wereld. Meer niet. Vandaar, dat voor B. het verleden van de mens, dat hij met zich meedraagt door het heden naar de toekomst, niet anders dan het verleden van een permanente zelf-verzekering is, uitlopend en culminerend in de zelfverzekering tegenover God, en dat God steeds opnieuw in een 112

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1964

Jaarboeken | 170 Pagina's

Jaarboek 1964 - pagina 112

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1964

Jaarboeken | 170 Pagina's