GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Jaarboek 1968 - pagina 122

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jaarboek 1968 - pagina 122

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

bood de ontwikkeling van de fysica vooral in de laatste decennia voor de tweede wereldoorlog een grootse gelegenheid om aan dit spel verslaafd te raken, te meer omdat niet alleen de aard van de knikkers, maar ook de spelregels zelf steeds boeiender problemen opriepen. De experimenten noodzaakten tot voortdurende bezinning over de vraag, hoe ver men door kan gaan met de werkelijkheid aan de wiskunde aan te passen. Geheel andere karaktereigenschappen treft men in het algemeen aan bij de bioloog. Deze wordt juist getroffen door de veelheid en complexiteit van de levende materie. Hij is voortdurend op zijn hoede tegen oversimplificatie van de werkelijkheid en verzamelt met het grootste geduld alle gegevens, die hij door waarneming kan verkrijgen, daarbij gesteund door een soms fenomenaal geheugen voor systematische en morfologische detials. Het bedrijf van de fysicus slaat hij met een zeker wantrouwen gade. Vele fysici achten dit gedoe van de biologen nauwelijks echte wetenschap en alleen de beleefdheid weerhoudt hen dit openlijk uit te spreken. Er is dus alle reden om de drijfveren te onderzoeken, als men een fysicus in de biologie aan het werk ziet gaan. Eén van deze drijfveren is onmiddellijk duidelijk bij een aantal fysici, die zich bezig houden met medisch biologisch onderzoek. Het is de beheofte op ondubbelzinnige wijze zijn gaven rechtstreeks in dienst te stellen van het welzijn van de mens en het verminderen van het lijden van medemensen. Ik ben er van overtuigd dat dit motief latent of bewust aanwezig is bij vele vertegenwoordigers van de zogenaamde medische fysica. Eén groep medische fysici wil ik speciaal beschouwen, namelijk de radiologische fysici, die zich bezig houden met de invloed van straling op levende organismen. Hun werk is niet zonder succes gebleven. Hun belangrijkste object was aanvankelijk de röntgenstraling. Deze straling werd in 1895 ontdekt en al spoedig in de medische praktijk toegepast zowel voor diagnostisch onderzoek als voor therapeutische behandeling van afwijkingen, vooral van gezwellen. Tevens bleek echter dat het gebruik van deze straling grote gevaren inhield. Men kan er kanker mee bestrijden, maar ook kanker mee veroorzaken. Bovendien geeft te radicale bestraling van een gezwel in het omringende gezonde weefsel een blijvende schade, welke even desastreus is als het gezwel zelf. Van het grootste belang is daarom een zorgvuldige meting van de toegediende stralingsdosis. Dit is een gecompliceerd fysisch probleem, dat dan ook pas tot oplossing kwam tussen 1920 en 1930, toen fysici zich er mee gingen bemoeien. Pas daarna werd een verantwoorde medische toepassing en tevens een effectieve bescherming van de gebruikers der straling mogelijk. 120

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1968

Jaarboeken | 136 Pagina's

Jaarboek 1968 - pagina 122

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1968

Jaarboeken | 136 Pagina's