Jaarboek 1973-1974 - pagina 193

I kwaliteit van de wetenschapsbeoefening", Universiteit en Hogeschool 20, no. 6, mei 1974, blz. 290): a. De differentiatie op het niveau van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, door één of twee universiteiten tot top-universiteiten te maken, c.q. één nieuwe top-universiteit te stichten. b. Het dure onderzoek onder te brengen in speciale instituten waar onderzoek van zo hoog mogelijk niveau samengebracht wordt. Bij duur onderzoek moet dan niet alleen aan de bêta-wetenschappen gedacht worden, daar de salariskosten 80% van de exploitatiekosten bedragen. c. Elke universiteit wordt in staat gesteld een aantal onderzoeksgebieden zó verder te ontwikkelen dat zich daar het uitstekende onderzoek in de betreffende vakgebieden kan ontwikkelen.

< <

' '

Aan elk van deze drie mogelijkheden zijn voor- en nadelen verbonden, die hier nu niet nader besproken worden. Het is nog geheel niet zeker welke oplossing voor ons land gekozen zal worden. Een combinatie van de oplossingen b en c lijkt het meest voor de hand te liggen, gezien de ontwikkelingen van de laatste jaren, en verdient wellicht de voorkeur. Hoe dit ook zij, het is de hoogste tijd dat de Vrije Universiteit zich op deze situatie bezint en de maatregelen om aan deze ontwikkeling het hoofd te bieden, niet langer uitstelt. Deze situatie is echter voor een bijzondere universiteit ook bijzonder moeilijk. Het karakter van de Vrije Universiteit brengt nl. mede, dat zij vanuit eigen visie en vanuit de inspiratiebron, zoals die in de doelstelling geformuleerd is, richting wil geven aan het onderzoek en het daarmede zo nauw verbonden onderwijs (zie onder 2.). Hoe kan men dan nieuwe ontwikkelingen uitsluiten of nieuw ontsloten gebieden braak laten liggen als men universiteit wil blijven? Toch zal de Vrije Universiteit moeten kiezen hoe zij in deze ontwikkeling mee zal doen. Er zullen kernen voor uitstekend onderzoek gekozen en ontwikkeld moeten worden, wil zij niet een leer-universiteit worden. Juist voor de Vrije Universiteit moet immers de impuls voor de doorwerking van haar doelstelling komen uit de innige verbinding met en de beïnvloeding van het onderwijs vanuit het onderzoek. C. C. Jonker

195

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen