1906-1907 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 52

38 beoefenaren en studenten der natuurwetenschappen en „ontwikkelde leeken" (maar de onontwikkelde door napraten niet minder), alle geloof aan een Goddelijke Openbaring, die zij nog van huis uit mochten hebben meegebracht, verloren, indien zij niet vroeger of later in hun geweten de stem hoorden en wilden hooren, die sprak van zonde, gerechtigheid en oordeel, en zich gevangen gaven onder de onweerstandelijke kracht van Gods Genade. Maar ook dan kwam nog vaak de oude strijd terug, en zoo zij zich al verzetten en om kracht baden tegen den twijfel, door het wetenschappelijk vergif telkens weer gevoed, zij hadden het zwaar te verantwoorden, en menige strijd is in stilte gestreden, waar het verstand geen uitweg zag, maar het hart telkens moest uitroepen: ,ik geloof Heere, kom mijn kleingeloovigheid ter hulpe". Ik gevoel behoefte te wijzen op iets, dat mij in dezen strijd meer en meer getroffen heeft, en dat misschien niet onwaardig is, onder de oogen gebracht te worden van de lezers van dit orgaan. Het is de quaestie der doelmatigheid in de organische schepping; een factor, eerst belachelijk gemaakt door het ongeloof, daarna ten troon verheven om als steun te dienen voor de evolutionnistische theorie, maar, naar ik meen, een principe, dat ons eenig houvast kan geven in de polemiek met het ongeloof. Dit doelmatigheidsbeginsel heeft in de laatste jaren een geschiedenis doorgemaakt. Voor 30 a 40 jaren en vroeger had men christelijke leesboeken als b.v. die van de Perponcher, en ,de Mensch en de dieren", die den jongens eenige inzichten in de huishouding der natuur moesten geven en daarbij telkens er op wezen, hoe nuttig en doelmatig deze en die functies en organen bij mensch en dieren waren ingericht, en met hoeveel wijsheid de Almachtige dat alles alzoo had daargesteld; zoo was destijds de algemeene opvatting: de Organische Schepping een bewijs van Gods Wijsheid en Almacht, waar tegenover dankbaarheid en bewondering paste in steeds hooger mate naarmate men dieper doordrong in de huishouding der natuur; het was in den ouden tijd van het „Nut" en van sommige gezangen ter kwader uur bij zooveel heerlijke geloofsliederen in de liturgie der Herv, Kerk. opgenomen. Niet dat het bewonderen van Gods Almacht

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen