GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1957 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 192

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET DYNAMISCHE ELEMENT IN DE ZOOGEOGRAPHIE

155

Wanneer geen gemengde paren worden gevormd, wanneer dus geen voortplantingsaffiniteit tussen de onderling al dan niet morphologisch opvallend verschillende individuen bestaat, worden deze individuen tot verschillende soorten gerekend. Anders gezegd : er zijn twee in hun voortplanting gescheiden populaties. Deze populaties worden per definitie soorten genoemd. De voortplantingsisolatie is 100 %. Het genenbezit van de populaties blijft gescheiden en er zijn twee verschillende en van elkaar onafhankelijke beelden van individuele variatie. Er komen in de natuur evenwel ook gevallen voor, die een intermediaire situatie tussen O en 100 % voortplantingsisolatie laten zien. Daarbij spelen ook verspreidingsverschijnselen een rol. Voorbeelden hiervan zullen hieronder ter sprake komen. Het is uiteraard onmogelijk, dat tussen geographisch ver van elkaar verwijderde populaties voortplantingscontact bestaat. Het criterium van voortplantingsgedrag kan in deze gevallen ter beantwoording van de vraag of deze populaties tot één dan wel tot twee soorten behoren. niet worden toegepast. Dat geldt even sterk voor morphologisch zeer verschillende populaties als voor morphologisch nauwelijks onderscheidbare. In het laatste geval zal men op grond van de morphologische overeenkomst veelal geneigd zijn deze zogenaamd discontinu verspreide populaties als soortgelijk te beschouwen. Maar deze beslissing is, zoals wij boven zagen, van geheel subjectieve aard. Bovendien bestaat er in de regel tussen geographisch en daardoor reproductief van elkaar ge'isoleerde populaties geographische variatie in de vorm van kleine of grote morphologische verschillen, alsmede ook een zekere mate van oecologische differentiatie. Beide verschijnselen maken een uitspraak over het te verwachten voortplantingsgedrag bij een theoretisch geographisch contact met zulke populaties, dat wil dus zeggen over hun soortverwantschap, in hoge mate onzeker. Tenslotte heeft ook discontinuïteit van een verspreidingsgebied geenszins een absolute betekenis. Ieder willekeurig verspreidingsgebied vertoont een zekere mate van gebrokenheid door het feit, dat de bewoonde biotopen strikt genomen nooit continu zijn. Wanneer de gemiddelde geographische verspreidingsstraal van de individuen groter is dan de gemiddelde afstand van de biotoop-onderbrekingen, kan een onbeperkte individuen-uitwisseling en daardoor genen-vermenging binnen het verspreidingsgebied plaats vinden en heeft dit

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1957

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 349 Pagina's

1957 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 192

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1957

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 349 Pagina's