GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1970 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 235

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

H. VERHEUL

191

In de 15e en 16e eeuw stond de beweging van de planeten bij de geleerden in het middelpunt van de belangstelling. Na Copernicus werd de zon weer als middelpunt van het heelal beschouwd. Hoé en waaróm de planeten zich om de zon bewegen waren onderwerpen van vele discussies en speculaties. Tycho Brahe leverde aan deze discussies een uiterst belangrijke bijdrage, niet door mee te filosoferen, maar door de banen van de planeten gedurende vele jaren zeer nauwkeurig op te meten vanuit zijn observatorium op een klein eiland bij Kopenhagen. De volumineuze tabellen met zijn nauwkeurige experimentele gegevens werden bestudeerd door de wiskundige Kepler. Deze leidde uit deze gegevens drie empirische relaties, of wetmatigheden, af over de beweging van de planeten. Met de Wetten van Kepler werd een eerste antwoord op de vraag hoé de planeten zich om de zon bewegen, gegeven. Het verband met de zich in die tijd ontwikkelde mechanica werd gelegd door Isaac Newton. De door hem ontdekte algemene gravitatiewet bleek niet alleen de drie Wetten van Kepler te funderen maar tevens meer verschijnselen te beschrijven. Deze algemene gravitatiewet zegt dat twee massapunten op elkaar een aantrekkende kracht uitoefenen die gericht is volgens de verbindingslijn van de massapunten en waarvan de grootte gelijk is aan een constante G maal het product van de massa's en het omgekeerde van het kwadraat van de afstand van de massapunten (F =

G ——- n . De constante G r^ is de sterkte van de wisselwerking en wordt de universele grativitatieconstante genoemd. Hoe is Newton tot deze ontdekking gekomen? In 1661 ging Newton studeren aan de Universiteit van Cambridge waar hij het werk van Kepler, en uiteraard ook van Galileï en anderen, leerde kennen. Zijn wiskunde docent was Barrow, die na een examen in de geometrie zich niet erg enthousiast uitliet over deze student. Een mening die hij ongetwijfeld herzien zal hebben na Newton's bijdrage aan de differentiaal en integraal rekening. In 1665 werd Newton door de pest uit Cambridge verdreven en trok hij zich terug in zijn ouderlijk huis in Woolsthorpe. Volgens zijn vriend Stukeley was het daar dat hij deze wet ontdekte. Toen hij, zittend in de tuin, een appel van een boom zag vallen, kwam hij namelijk op het idee dat de kracht die de appel naar de aarde deed vallen ook op veel grotere afstand van de aarde zou kunnen werken en zo de oorzaak kon zijn van de bijna cirkelvormige baan die de maan in 27,3 dagen om de aarde beschrijft. Na sterk aandringen van de astronoom

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 306 Pagina's

1970 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 235

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 306 Pagina's