De vrijheid van het bijzonder onderwijs - pagina 164
Academisch proefschrift ter verkrijging van de graag van doctor in de Rechtsgeleerdheid aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
Uniforme maatstaf voor de bekostiging van het gehele wetenschappelijk
onderwijs zou voortaan de hier te lande heersende opvatting zijn omtrent
hetgeen behoort tot de uitrusting en het bestand van een universiteit, hoge-
school of academisch ziekenhuis. Deze maatstaf gold tot dan toe alleen voor
de bijzondere instellingen^^* en bood toen het voordeel, dat als norm kon
worden genomen wat bij de openbare insteüingen gangbaar was; tot dusverre
was steeds een vergelijking mogelijk geweest tussen de rijksuniversiteiten, die
geacht konden worden de neerslag te zijn van de heersende opvattingen
omtrent uitrusting en bestand van een universiteit. Nu voortaan alle
instellingen naar deze. maatstaf zouden worden bekostigd was de toestand"
van de rijksinstellingen niet langer maatgevend. Niet de feitelijke toestand
van één of meer instellingen van wetenschappelijk onderwijs, maar uitslui-
tend de opvattingen van de begrotingswetgever werden bepalend gemaakt
voor wat behoort tot uitrusting en bestand van instellingen van wetenschap-
pelijk onderwijs. Omdat de opvattingen van de wetgever in dit opzicht in de
eerste plaats worden gevoed vanuit de feitelijke situatie, heeft dit tot gevolg,
dat wat behoort tot uitrusting en bestand mede wordt bepaald dooi: de toe-
stand van 's lands financiën.^^^
Hoezeer de bekostigingsmaatstaf voortaan door de feitelijke situatie van
's lands financiën en de toestand van het wetenschappelijk onderwijs zou
kunnen worden beinvloed werd nog geaccentueerd door de bepahng van
art. 16 lid 1, dat de regering bij het verstrekken van een bijdrage de vereisten
van een redelijke taakverdeüng tussen de instellingen van wetenschappelijk
onderwijs in acht zou moeten nemen, daarbij rekening houdend met de eigen
aard van de bijzondere instellingen, opdat zij in staat gesteld zouden
worden tot het treffen van die voorzieningen, welke de eigen aard van deze
instellingen redelijkerwijze meebrengt.^^^ Al zou deze redactie de indruk
kunnen wekken, dat het hier slechts een instructie aan de regering betreft,
niettemin wordt bij de uitwerking van art. 16 in art. 96ter in objectieve be-
woordingen over taakverdeling gesproken. Op grond daarvan mag worden
aangenomen, dat de noodzaak van taakverdeling in concrete gevallen objec-
tief moet kunnen worden vastgesteld en dat een besluit van de regering tot
taakverdeüng zo nodig aan een beroep op de Kroon kan worden onder-
worpen. In de toelichting werd nog opgemerkt, dat de eigen aard in het
bijzonder dan zou moeten worden gehonoreerd, wanneer een bijzondere in-
stelling uitgaat van een bepaalde confessionele grondslag. De grondslag zou in
voorkomende gevallen zowel op onderwijs en onderzoek als ook op de gees-
telijke vorming van de studenten moeten worden betrokken. ^^'
Het in het wetsvoorstel opgenomen hoofdstuk over de bekostiging vervolg-
de in par. 3 met een opsomming van wat tot de inkomsten van de instellin-
gen gerekend moest worden. Dat zou in de eerste plaats de jaarlijkse rijksbij-
328. En was ontworpen door de eerste commissie-'s Jacob; zie par. III.5.5.
329. Zie par. 111.6.2., met name blz. 138 noot 251.
330. Artt. 96bis, 96ter leden 1 en 3 en art. 16 van het ontwerp.
331. Vgl. de Memorie van ToeUchting bij het ontwerp.
152
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 mei 1978
Publicaties VU-geschiedenis | 264 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 mei 1978
Publicaties VU-geschiedenis | 264 Pagina's