De Vrije Universiteit na Kuyper - pagina 406
De Vrije Universiteit van 1905 tot 1955, een halve eeuw geestesgeschiedenis van een civitas academica.
Binnen dergelijke gerichtheid van de totale mens, staat hij niet
meer op zichzelf, maar is hij aan de Ander georiënteerd.'
Berkouwer ging na het noemen van dit boek dieper in op de
strijd tussen Hepp en Vollenhoven. Hij schreef: 'Toen de
wijsbegeerte der wetsidee haar aanval inzette op de dualistische
substantie-leer, sprak zij zélf van de onderscheiding tusschen hart en
functie-mantel en sprak dan ook meermalen uit, dat het er haar
allerminst om te doen was tegen elk duaal moment te opponeren,
maar zij poneerde de stelling, dat het in de substantie-dichotomie
om veel méér dan dualiteit ging en dat hierin de integrale eenheid
der menselijke natuur duahstisch werd verbroken.' Terecht mocht zij
ontkennen dat de substantie-dichotomie kerkelijk bindend was. Het
was de vraag of allerlei confessionele formuleringen ons vanuit de
Schrift zouden binden aan de dichotomie van ziel en lichaam.
Berkouwer schreef:
Deze vraag valt m.i. niet moeilijk te beantwoorden, omdat de door
Hepp als 'anti-confessioneel' afgewezen kritiek op de dichotomie nog
een andere vraag opwerpt, nl. wat onder de 'substantialiteit' van ziel en
lichaam wordt verstaan en moet worden verstaan. Juist het feit, dat
Hepp op deze beslissende vraag geen antwoord geeft en verwijst naar
een later uit te werken substantie-begrip, is een indicatie van het
gevaar, dat de geloofsbelijdenis der kerk zo geïnterpreteerd wordt, dat
ze op essentiële punten in een directe afhankelijkheid zou geraken van
theologie en wijsbegeerte.
Berkouwer plaatste de kerkelijke leeruitspraken over ziel en hchaam
in een licht, dat het in hoofdstuk 6 meegedeelde inzicht van A.
Janse uit Biggekerke uit 1922 rechtvaardigde. Berkouwer schreef
echter over de Rooms-katholieke kerk en de 'théologie nouvelle' en
niet over de Synode van Sneek-Utrecht. Eerst stelde hij een vraag
en daarna gaf hij zijn conclusie:
Indien dit accent op de eenheid in een ruk weggehaald wordt uit de
scholastieke substantie-problematiek, dan is dit een zó ingrijpende
reductie, dat de vraag zinvol wordt, of niet de gehele geschiedenis van
het kerkelijk leergezag en de officiële hantering van allerlei wijsgerige
noties zou moeten worden herschreven.
En zeker kan men niet volhouden, dat de weg naar een wijsgerige
antropologie, die de verscheidenheid én de samenhang in het
creatuurlijke mens-zijn naspeurt, op haar weg door de kerk in haar
belijdenis mag worden geremd vanuit een gefixeerde dichotomie van
400
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987
Publicaties VU-geschiedenis | 460 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987
Publicaties VU-geschiedenis | 460 Pagina's