Een hoeksteen in het verzuild bestel. De Vrije Universiteit 1880-2005. - pagina 192
De Vrije Universiteit 1880-2005
ledige stoel aan mijn rechterhand is er een bewijs van.''*9 Dat was de stoel van president-
directeur Colijn, die sinds 30 juni 1941 in gevangenschap verkeerde.
Hij was de enige niet. De senaatsnotulen vermelden de namen van de afwezigen bij de
overdracht van het rectoraat in september 1942: 'de heer Colijn wegens verblijf in Thü-
ringen, de heer Schouten wegens verblijf te Amersfoort en de heer Van Halsema wegens
verblijf te Haaren'.'*'" Voor al de genoemden was dat een gedwongen verblijf De direc-
teuren Bijleveld, Van Dijk en Terpstra moesten eveneens enige tijd hun vrijheid missen,
zoals ook de hoogleraren Aalders, Van Haaften, Hellema, Rutgers en Coops, de lector
Grosheide en de docent didactiek A.J. Drewes. Colijn en Rutgers zouden overlijden in
gevangenschap. Curator Ferwerda is doodgeschoten. Ik noem deze namen niet om hier
een soort erelijst te presenteren, maar om aanschouwelijk te maken wat de bezetting voor
de Vrije Universiteit betekende. Voor directeuren was de kans op arrestatie ongeveer
twee op drie, voor hoogleraren één op vier. Van al de genoemden zijn alleen Schouten,
Coops en Rutgers actief geweest in het verzet. Slechts Coops en Rutgers zijn gear-
resteerd om wat zij deden, al de anderen uitsluitend om wat zij waren. Een overtuigd
christen die geacht werd op anderen invloed te kunnen uitoefenen liep elke dag kans zijn
vrijheid te verliezen. In de ogen van de bezetter was hij een gevaar voor het geestelijk en
politiek welzijn van het Nederlandse volk dat heropgevoed moest worden in nationaal-
socialistische zin. En daarom geloof ik dat het begrippenpaar goed en fout het meest ge-
schikt is om ons een helder inzicht in de jaren '40-'45 te verschaffen. 'Goed zijn' was een
permanent risico.
De nieuwe machtsverhoudingen kwamen ook tot uitdrukking in het benoemingsbe-
leid. Al in november 1940 was aan de universiteiten meegedeeld, dat voorstellen tot be-
noeming van nieuwe hoogleraren goedkeuring behoefden van de Duitse autoriteiten.'*"
En ofschoon de vu-bestuurders deze inmenging principieel afwezen, kregen zij er na-
tuurlijk wel mee te maken. In 1941 droegen zij mr. H.J. Hellema voor als buitengewoon
hoogleraar fiscaal recht, en Th.A. Versteeg als lector notarieel recht.+'^ Toen uit Den
Haag geen antwoord kwam, sprak Hellema op 14 november 1941 zijn oratie uit. Twee
maanden later werd hij gearresteerd en naar het kamp Amersfoort overgebracht. Prof
dr. J. van Dam, secretaris-generaal voor opvoeding, wetenschap en cultuurbescherming,
verlangde zijn ontslag, met geen andere motivering dan dat de Duitsers het eisten. Di-
recteuren gaven niet toe, en in mei 1942 kwam Hellema vrij. Hij is toen gewoon aan het
werk gegaan. Goedkeuring voor zijn benoeming is nooit verkregen. Hetzelfde geldt voor
Versteeg. Ook in zijn geval bleef een reactie zó lang uit dat directeuren hem de vrijheid
gaven met zijn onderwijs een aanvang te maken. Nadien kwam bericht binnen dat Ver-
steeg politiek negatief beoordeeld werd. Directeuren hebben de mededeling voor kennis-
geving aangenomen, en zijn daarmee weggekomen. Klaarblijkelijk was de kwestie in de
ogen van de bezetter niet werkelijk belangrijk.
Extra docenten kon de Vrije Universiteit toen uitstekend gebruiken. In Leiden had
de hoogleraar R.P. Cleveringa in november 1940 openlijk zijn afkeuring uitgesproken
188 EEN HOEKSTEEN IN HETVERZUILD BESTEL
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's