Een hoeksteen in het verzuild bestel. De Vrije Universiteit 1880-2005. - pagina 290
De Vrije Universiteit 1880-2005
het vinden van overeenstemming, maar op het uitoefenen van macht. Vooral in de lage-
re raden waren de stemverhoudingen dikwijls nogal onzeker, zodat beslissingen moesten
worden voorbereid in privé-overleg op de werkkamers en aan de koffie-uitschenkpun-
ten. Daar werden de werkelijke argumenten uitgewisseld en de standpunten bepaald. In
de vergaderzaal sprak men vervolgens alleen nog voor de tribune. Het onderling ver-
trouwen ontbrak, en daarmee de basis voor goed bestuur. Bij de hoge polarisatiegraad
konden de raden geen samenbindend vermogen ontwikkelen.
Hoe was het mogelijk, dat dit stelsel aan het hoger onderwijs werd opgedrongen, ter-
wijl de inkt waarmee het rapport-Maris en de nota-Posthumus waren afgedrukt, nog
nauwelijks was opgedroogd? Deels hebben de universiteiten dat aan zichzelf te wijten
gehad. Zij durfden het niet aan het onaanvaardbaar uit te spreken. 'Wij moeten er tegen
waken,' zei de studentencoordinator dr. J. Kiers in april 1969 tegen de directeuren, 'dat
de moeilijkheden met de studenten zo ernstig worden, dat wij met de rug tegen de muur
geplaatst worden, en gedwongen worden de eisen van de studenten in te willigen.'^ Bij
directeuren was de wil tot democratisering niet zo krachtig ontwikkeld, maar ze wisten
wel wanneer ze eieren voor hun geld moesten kiezen. De universiteiten werden wel tot
concessies gedwongen, omdat de bestuurders wisten dat zij in een eventueel verzet spoe-
dig alleen zouden komen te staan. Dat was de tweede en voornaamste reden voor hun
toegeeflijkheid.
Zoals James Kennedy heeft aangetoond in zijn analyse van de Nederlandse samen-
leving van de jaren zestig, namen de culturele en politieke elites niet bij voorbaat een af-
wijzende houding aan tegenover jongeren en hun streven naar verandering. Een echte
generatiekloof bestond er volgens de elites niet, alleen een verschil in tempo en diep-
gang.3 Zo kregen de jongeren en met name de studenten vrij baan, en de ouderen gaven
vrijwillig een deel van hun macht prijs. Men kan daar het historisch bekende verschijn-
sel in zien van de falende intellectueel, die als het erop aankomt geen ruggengraat toont,
en niet werkelijk durft te staan voor het behoud van de geestelijke vrijheid: la trahison des
clercs. Wie toen aan een universiteit werkte heeft daar ook wel iets van ervaren. Maar ver-
raad aan eigen overtuiging gaat altijd tegen beter weten in, en schendt de goede trouw.
Voor enkelen heeft dat gegolden, doch zeker niet voor allen. In het bijzonder de jongere
docenten beschouwden in alle oprechtheid democratisering van het hoger onderwijs
niet alleen als onvermijdelijk, maar ook als noodzakelijk.
De kerkelijke elites bleven niet achter. Ook zij waren bereid tot aanpassing en tege-
moetkoming. Bij veel kerkleden maakte de geloofsbeleving een ingrijpende verandering
door, 'van een geloof in een persoonlijke God en "het zoeken van onze zaligheid buiten
onszelf in Jezus Christus" naar een zwaardere accentuering van medemenselijkheid en
kritische verantwoordelijkheid voor de samenleving'. Kerkgang boette aan betekenis in.
De gelovige kon God ook op andere plaatsen dienen, juist buiten de als ouderwets en
achterhaald beleefde kerkdienst.* De gereformeerde synode van 1971 handhaafde wel de
binding aan de belijdenis. Maar in de wandelgangen sprak men van een 'dynamische
286 EEN HOEKSTEEN IN HET VERZUILD BESTEL
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's