Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 45
voor de Herstructurering der Aardwetenschappen stelt de volgende verhoudingen
vast Utrecht 6 0 , Leiden 39, UvA 30, VU 15, Groningen 6 De feitelijke situatie
wordt Utrecht 72, Leiden 36, UvA 27, VU 16, Groningen 8. Voor de VSF betekende
een en ander een aanzienlijke overschrijding van de capaciteit m totaal ca. 40
1 '-jaars studenten ten opzichte van een berekende capaciteit van 25.
BIJ het berekenen van de opnamecapaciteit werd de aan onderzoek te beste-
den ruimte met geƫxpliciteerd. Traditioneel had in het wetenschappelijk
onderwijs de onderwijstaak steeds voorop gestaan Het onderzoek vormde
daar als het ware als een instructiecategorie onderdeel van. Meer studenten
betekende in dit systeem dus automatisch meer onderzoeksruimte. Vanuit
een oogpunt van kostenbeheersing, maar ook van kwaliteitsbevordering in
het onderzoek, werd in bet begin van de jaren '80 een nieuwe benadering
ingevoerd. Voortaan werd nog slechts een beperkte opslag op de onderwijs
capaciteit gegeven ten behoeve van het "onderwijsgebonden onderzoek'.
Daarnaast werd het "voorwaardelijk gefinancierd onderzoek" onderscheiden
dat aan externe kwaliteitstoetsing werd onderworpen. Het gevolg van een en
ander was dat het totale onderzoeksvolume (1 geldstroom) vanaf het begin
van de jaren '80 in feite bevroren werd (zie verder hoofdstuk 4).
Het probleem werd primair veroorzaakt door de grote toestroom m de fysische
geografie, mede als gevolg van de overflow vanuit Utrecht Deze situatie zou nog ''S
jarenlang voortduren. Pogingen om het tij te keren door het instellen van een
numerus fixus voor de fysische geografie (vooral bepleit door de subfaculteiten
aan de UvA en VU) werden een enkele maal gehonoreerd, maar stuitten m het
algemeen af op de politieke ongewenstheid van dit uiterste middel. Door de gelei-
delijke groei van de stafomvang werd in de loop van de jaren '70 het probleem
voor de VSF overigens minder acuut.
In dit verband is het relevant om nader in te gaan op de wijze waarop de VSF-staf
werd toegerekend aan, respectievelijk ingezet voor, enerzijds de geologie en
anderzijds de fysische geografie Extern, zowel bij zuster(sub)faculteiten en
Wetenschappelijke Raad als bij het eigen universiteitsbestuur, bestond veelal de
indruk dat de VSF naar believen manipuleerden tussen geologie en fysische geo-
grafie om de middelentoewijzing te optimaliseren De werkelijkheid was dat de VSF
geconfronteerd werden met een conflict tussen feitelijke en administratieve werke-
lijkheid en daarvoor m de praktijk hanteerbare oplossingen moesten vinden.
De symbiose van geologie en fysische geografie waarvoor aan de VU gekozen was,
was uiteindelijk gestoeld op de overtuiging dat er geen fundamentele weten-
schapsinhoudelijke overwegingen bestaan op grond waarvan de beide disciplines
onderling scherp afgebakend kunnen worden. Tegelijkertijd is er echter de, histo-
risch verklaarbare, realiteit dat dat onderscheid wettelijk wel gemaakt wordt. Die
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's