Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 72
ring van de complementaire samenwerking op de terreinen EPM en Paleontologie-
Stratigrafie maar, gezien de situatie aan de UvA, geen stap verder te willen gaan.
Een formele relatie van Van Hinte met de UvA werd afgewezen en aangegeven
werd dat de positie van Breimer onbespreekbaar was Met betrekking tot Van de
Fliert stelden de VSF zich op het standpunt dat het ordinariaat in de historische
en tektonische geologie structureel zou worden opgegeven. Gesuggereerd werd de
leeropdracht van Van de Fliert te wijzigen, enerzijds als signaal dat de VU geen
ambities koesterde op het terrein van de tektoniek en anderzijds om Van de Fliert
te vrijwaren van een potentiële verantwoordingsplicht jegens bestuursorganen aan
de UvA. Van de Fliert zelf had ernstige bezwaren tegen een wijziging van zijn leer-
opdracht. HIJ achtte zijn benoeming, inclusief leeropdracht, door de Vereniging
onaantastbaar en meende op grond daarvan gerechtigd te zijn om binnen het
samenwerkingskader met de UvA een doctoraal bijvak in de structurele geologie
aan de VU te verzorgen Principieel had hij er geen bezwaar tegen dat in de nieu-
we situatie zijn bevoegdheden terzake beschouwd zouden worden als te zijn gede-
legeerd vanwege de UvA. Praktisch echter wenste hij op geen enkele wijze verant-
woording verschuldigd te zijn aan een UvA, waar, in zijn visie, de natuurlijke orde
der verhoudingen teloor was gegaan (de facto werkte Van de Fliert inmiddels al
vele jaren samen met de Amsterdamse hoogleraar in de stratigrafie Hermes, die
buiten de werkelijkheid van het Geologisch Instituut was komen te staan)
Uiteindelijk zou, zowel wat betreft de positie en leeropdracht van Van de Fliert als
de positie van Breimer, de status quo gehandhaafd worden
De eindfase
Al met al raakte juist m de periode 1976-1978 de positie van de VSF voldoende
geconsolideerd om redelijk bestand te zijn tegen de magere jaren die rond deze
tijd inzetten. Van de 20 voorziene WP posities op het terrein van de geologie waren
er medio 1976 19 toegewezen, de laatste volgde per 1 januari 1978. Ook het perso-
neelsbestand ten behoeve van de fysische geografie was door toewijzingen vanuit
de WN faculteit, deels ook vanuit de Interfaculteit der Aardrijkskunde en
Prehistorie, behoorlijk toegenomen''^ Een flink aantal benoemingen van docenten
was gerealiseerd Engelen (1974), Van der Hammen (1976), Levelt" en Tennekes'^
(1977), De Ridder**" (1978), Van Hinte (begin 1979) en S i m m e r s " (begin 1980). In
1981 volgde nog de bevordering van Vugts, hoofdmedewerker bij de vakgroep
Meteorologie, tot buitengewoon hoogleraar'*. Tegelijkertijd was er sprake van het
vertrek, in 1977, van twee docenten van het eerste uur Uytenbogaardt en Wiggers.
Na enige discussie stemde de WR in met een omschrijving van de leeropdracht
"ertskunde, petrologie en mineralogie" voor de aan te trekken opvolger van
Uytenbogaardt. Waar de VU eerder (1976) had ingestemd met de benoeming van, de
primair ertskundig georiënteerde. Oen Ing Soen als opvolger van De Roever aan de
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's