Een hoeksteen in het verzuild bestel. De Vrije Universiteit 1880-2005. - pagina 69
De Vrije Universiteit 1880-2005
Wel moest die verdere ontwikkeling zich langs de vanouds uitgezette lijnen bewegen.
Daarom leggen de stellingen van 1895 veel nadruk op de historische bestudering van het
calvinisme in al zijn uitingsvormen. Achter deze verschijnselen schuilen samenhangen-
de gedachten. Dat zijn dan de gereformeerde beginselen. Wie ze dus wil opsporen, dient
onderzoek te doen naar de geschiedenis, vooral het corpus van geproduceerde teksten,
maar ook gewoonten, toestanden, en de hele gesteldheid van het menselijk leven in krin-
gen waar het calvinisme ingang had gevonden. Langs die weg kan men komen tot een
breder verstaan van de beginselen, ook voor vragen die de zestiende-eeuwers zich nog
niet stelden.
De kerngedachte van dit rapport lijkt te zijn wat Woltjer al stelde in 1886: 'de begin-
selen zijn historisch kenbaar'.344 Daarom moest men te rade gaan bij de geschiedenis.
Volgens Bavinck was het juist Lohmans fout, dat hij daar niet aan wilde. Hij zei zich niet
te willen binden aan menselijk gezag, en miskende aldus de betekenis van het verleden.
'Immers tusschen Gods Woord en ons staat daar de historie; staat het tijdperk van het
calvinisme, en daarmee dient rekening te worden gehouden, daar óók zien wij het werk
van den Heiligen Geest.'^+s Calvinisme, zei ook Kuyper, is 'een historisch verschijnsel,
dat evenals elk ander stuk historie uit de bronnen moet worden opgediept'.^'t^ Elke hoog-
leraar moest dus nagaan, 'wat op het hem aangewezen veld van onderzoek de leidende
gedachten zijn, die historisch uit de gereformeerde beginselen zijn afgeleid', opdat hij
'de lijnen van het verleden doortrekke in wat thans de worsteling des geestes is'.3+7 Cu-
rator A. Brummelkamp kon nauwelijks begrijpen waarom dat werk niet werd aangevat.
'Ik begrijp ook niet, dat men niet voelt dat het zoeken en ophalen van de echte lijnen, na-
dat ze honderd jaar lang uitgewischt zijn, iets grootsch is, een blijk van solidariteit met
het voorgeslacht, waarbij de arbeid van onnoemlijk vele pygmeeën in het niet zinkt.'3't^
Zijn medecurator Heemskerk wees dezelfde weg. Wij dienen na te gaan, 'in welk tijd-
perk der geschiedenis de mannen der wetenschap in hunne wijze van beschouwing het
dichtst het middelpunt, den oorsprong der wetenschap naderden; en de gereformeerden
vinden dat tijdperk in den bloeitijd van het calvinisme'.3«
Zo beschouwd is het vreemd dat niet reeds in de negentiende eeuw een leerstoel voor
de geschiedenis is ingesteld. Als het verleden ons de weg moet wijzen, diende de studie
van de geschiedenis een kerntaak van de Vrije Universiteit te zijn. Men heeft in 1886 wel
eens gedacht aan de Duitser Theodor Wenzelburger, en in 1894 promoveerde J.C.
Breen onder leiding van Woltjer over Pieter Cornelisz. Hooft als schrijver der Nederland-
sche Historiën. De senaat oordeelde echter vier jaar later dat de personen voor een leer-
stoel geschiedenis ontbraken.35 Dus moest ieder de beginselen blijven zoeken op eigen
kracht. Ze waren er, dat stond bij voorbaat vast. 'Waar het hier een geloofsbeginsel geldt,
zoo diep en scherp geteekend als het gereformeerde, kan de invloed ervan op het gebied
van geene wetenschap buiten werking blijven.' Daarom mocht de Vrije Universiteit ook
niet rusten voordat zij alle wetenschappen omvatte.35' Wat alles in de studeerkamers
overdacht is onttrekt zich gedeeltelijk aan onze waarneming. Maar voorzover die denk-
ALLEENOPWEC 1880-1905 6S
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's