GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 209

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 209

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

/ H. van Riessen: een geharnast filosoof 205

niet naar Van Peursen verwees, k w a m deze kritische vraag van Van Riessen overeen

met één van de vragen die Van Peursen reeds in 1959 aan D o o y e w e e r d had gesteld.

In zijn boek Wijsbegeerte, dat in 1970 verscheen, werkte Van Riessen zijn kritiek

op D o o y e w e e r d s transcendentale kritiek uit.'' N a a r aanleiding van dit boek stelde

Klapwijk later de vraag of bij Van Riessen nog wel iets overbleef van een transcen-

dentale kritiek als een kritische reflectie op het theoretisch denken en op eigen on-

derstellingen.^"

Van Riessens in 1967 verschenen boek Mondigheid en de machten was een actu-

alisering van de thematiek die hij in zijn rede Knooppunten der moderne cultuur en

ten dele o o k in De maatschappij der toekomst had besproken. In het nieuwe boek

besteedde hij met name aandacht aan de ontwikkeling van wetenschap, techniek en

organisatie tot schijnbaar autonome machten. Hij werd niet moe erop te wijzen dat

de autonomie van die machten op schijn berustte, zelfs op een 'effectieve schijn',

indien men niet zou doorzien dat wetenschap, techniek en organisatie menselijke

maaksels zijn. Indien men deze schijn niet doorzag, maar ervoor capituleerde, dan

maakte men zich van die machten afhankelijk. Zo maakte de mens, die op grond van

die machten zijn mondigheid wilde tonen, zichzelf onmondig.""

Op grond van zijn Bijbelbeschouwing werkte Van Riessen de genoemde onderwer-

pen uit in de resterende hoofdstukken van zijn boek. In dit verband schreef hij bij

herhaling zinnen als 'de Bijbel is Gods Woord', 'haar toetssteen [in de wetenschap en

ook in de theologie] is de bijbel, die met zijn gezag van Woord van God te zijn zelf

boven aile toetsing uitgaat' en 'de Bijbel leert ons daar [in de eerste hoofdstukken van

Genesis], wat werkelijk gebeurd is'." Van Riessen ging niet in op vragen omtrent de

aard en grenzen van 'het' gezag van de Bijbel en van verschillende Bijbelboeken, het

hoe en wat van de Bijbel als toetssteen en 'wat werkelijk gebeurd is' in de scheppings-

verhalen in de eerste hoofdstukken van Genesis. Wel bestreed hij het Bijbelonder-

zoek dat zijn collega in de theologische faculteit Kuitert destijds had gepubliceerd.

Hij stelde met name kritische vragen over de aard en de grenzen van de wetenschap,

in casu van de theologie, in relatie tot het onderzoek van de Bijbel. Kuitert was bezig

geweest met vragen omtrent de aard van het gezag van diverse Bijbelboeken die door

verschillende genres worden gekenmerkt, bijvoorbeeld door wijsheid, geschiedenis

(vaak gecombineerd met mythische voorstellingen) of poèzie. Het genre bepaalt de

manier van lezen van een Bijbelboek. In plaats van de historiciteit van de eerste

hoofdstukken van Genesis, verdedigde Kuitert dat de God die een verbond met Is-

raël had gesloten ook de God was die de wereld had geschapen - een boodschap ver-

pakt in een mythisch verhaal.^'

Een jaar eerder had Van Riessen de theologie van Kuitert ook al aan een kritische

bespreking onderworpen in Mededelingen van de Vereniging voor Calvinistische

Wijsbegeerte. Hij had destijds geschreven dat, indien in Kuiterts wetenschap Adam

niet zou hebben bestaan en de zondeval geen feit zou zijn, veel gelovigen konden

19 Van Riessen, Wz/siegeerte (1970), p 129.

20 Klapwijk, 'Over mogelijkheden van christelijk filosoferen', pp. 9-10. Zie Van Riessen, Wifshegeerte^ pp. 133,

139. Zie ook Klapwijk, 'Honderd jaar filosofie', pp 570-572.

21 Van Riessen, Mondigheid en de machten, pp. 43, 53.

22 Van Riessen, Mondigheid en de machten, pp. 71, 73, 82, 85, 94.

23 Kuitert, 'De goede schepping', in Geloof en wetenschap (1963), p. 117-122; herdruk in Kuitert, Anders ge-

zegd (Kempen, 1970), pp. 17-25. Zie Van Riessen, Mondigheid en de machten, pp. 81-100.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 209

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's