GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De bronnen van het privaatrecht - pagina 23

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De bronnen van het privaatrecht - pagina 23

Rede gehouden bij de overdracht van het rectoraat der Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

21 volksrecht en Overheidsrecht, allicht wel de neteligste van de drie, die ik stelde. Ik merk daarbij vooraf op, dat buiten mijn betoog valt de taak, die de rechter heeft te vervullen krachtens de wet zelf, wanneer allerlei opzettelijk soepel gestelde termen de beslissing aan zijn oordeel opdragen. Ook blijft hier buiten bespreking de vraag, hoe hij zich heeft te kwijten van zijn taak naast de wet, waar deze zwijgt. Ik laat deze vragen liggen, omdat het mij niet te doen is om een volledige teekening van de rechterlijke functie, maar ik meer bijzonderlijk zijn verhouding wensch te bezien tegenover volksrecht en Overheidsrecht, zooals deze door elkaar gestrengeld en formeel tot één geheel zijn gemaakt in onze codificatie. De moeilijkheid is hier, zooals wij zagen, dat theorie en practijk elkander absoluut niet dekken. De theorie luidt, dat de rechter naar de wet recht spreekt en zich met haar innerlijke waarde en billijkheid ganschelijk niet inlaat noch mag inlaten. En terwijl zoo de theorie leert, zien we in de practijk als werkelijkheid, dat de rechter de eene maal zich aan die theorie niets stoort en de andere maal haar zoo streng mogelijk neemt. Als art. 1353 B. W . naar de individualistische beginselen van het Romeinsche Recht de Kaïn's leer huldigt, dat men zijn broeders hoeder niet behoort te zijn, en daarop slechts zeer beperkte, door de traditie geijkte uitzonderingen toelaat, stoort de rechter zich daaraan weinig en weet wel een of anderen vorm te vinden, om, waar.de billijkheid zulks gebiedt, zooals bij bepalingen in zake minimum-loon en maximum-arbeidsduur in bestekken, en meer andere gevallen, aan het recht zijn lot)p te verzekeren. Maar als een jonge man van twintig jaar een rechtshandeling verricht en zich straks, aangesproken in rechten, op de nietigheid dier handeling beroept, dan haalt geen rechter het in zijn hoofd, om te gaan zinnen en peinzen, dat deze man volkomen in staat was, om de strekking zijner handeling in te zien, dat dus de wettelijke grens der meerderjarigheid in dezen niet billijk werkt, en er dus een geschikt voorwendsel moet worden gezocht, om de billijkheid boven de geschreven wet te doen gaan. En beide malen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 20 oktober 1913

Rectorale redes | 48 Pagina's

De bronnen van het privaatrecht - pagina 23

Bekijk de hele uitgave van maandag 20 oktober 1913

Rectorale redes | 48 Pagina's