De beteekenis van de omwenteling van 1795 - pagina 31
Rede uitgesproken op den 46sten Dies Natalis der Vrije Universiteit
29 konden — zoo werd er gezegd — toch onmogelijk goede Repu; blikeinen zijn. Da Costa zegt ergens, ^) dat onder de voorstanders der omwenteling van 1795 zich velen bevonden, ,,die de Christelijke Godsdienst toch steeds voor den grondslag van den Staat hielden, en althands op het punt der opneming van de Joden op gelijken voet met de Christenen in den Staat gemoedelijk bezwaar vonden", maar of dit gemoedelijk bezwaar, voorzoover het voorkwam, met het houden van den Christelijken godsdienst als grondslag van den staat verband hield, betwijfel ik ten zeerste. Willens en wetens, immers na zeer breedvoerige beraadslagingen, heeft men de burgerschapsrechten ook tot de niet-Christenen uitgebreid. Volkomen hiermee in overeenstemming was, dat de regeering aan de viering van den algemeen-Christelijken feestdag bij uitnemendheid een einde maakte. Voor haar werd de Zondag een dag als andere dagen, TTierin, gelijk ook in de emancipatie der Joden en in Holland's Verklaring van Menschenrechten, sprak zich uit het beginsel van de secularisatie van den staat, een beginsel, dat ten slotte leiden moet tot volstrekte neutraliteit. Het vond echter, geheel natuurlijk, niet onmiddellijk volledige toepassing. Het Christendom had in den loop der eeuwen dermate recht en staat doortrokken, dat het niet zoo maar in een ommezien kon worden uitgezuiverd. Dit ging te minder gemakkelijk, daar het, toen de bekoring, die eerst van de Revolutie uitging, geweken was, weer meer vat op de geesten kreeg, -^ Er treedt, ook te o n z e n i ^ ^ ^ c t i e in. De eerste periode blijkt wéldra vöoryijTe zijn, Tnv^^^pwordt een proclamatie uitgevaardigd, waarbij ,,de ChristelijEegodsdienst, die Europa beschaafde" ' weder wordt aanbevolen ,,als de band, die deszelfs volken vereenigt" en de wensch geuit, dat ,,de verlichting, welke ons bestraalt, steeds zou gepaard gaan met de deugden, die deeze \ godsdienst vordert." ") En het blijft niet bij een proclamatie: de \ bid- en dankdagen, sinds 1795 niet gehouden, worden in eere hersteld ^) en de Zondagsviering wordt weer regeeringszaak. De Joden worden teruggedrongen: in 1803 was er van Joden in het ^) 2) ^)
Israël en de Volken, p. 527. Te Winkel, Ontwiikkelingsgang, V P , p. 238." De Visser, Kerk en Staat, III, p. 539 sqq.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1926
Rectorale redes | 46 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1926
Rectorale redes | 46 Pagina's