GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nieuwe Boeken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nieuwe Boeken.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

P. J. Cohen De Vries, Kinderen m' n uit klas.

De „kinder-psychologie", de psycihologische beschouwing van de kinderziel, is in den laatsten tijd in de literatuur aan de orde van den dag.

Misschien is het een nieuwe reactie-vorm tegen de verdwazing der tendenz-literatuur; of het is een logisch gevolg van het feit, dat tegenwoordig zooveel vrouwen als schrijfster optreden, waar g: een onderwerp zoozeer aansluit bij de diepste innerlijkheid van de ziel der vrouw, als dit; mogelijk ook is - het een symptoom, een kénteeken van beginnende genezing van de door allerlei ziekelijkheid verworden psychologische analyse. In ieder geval is het een feit, een feit, dat voor ieder, die de moderne letterkunde eenigszins kent, duidelijk is.

Marie Sohmitz met haar „Marietje", Carry van Bruggen met haar nieuwsten, bekroonden roman „Het (huisje aan de sloot", of „Avontuurtjes", Mevr. V. Hille—Gaerthé, Mevr. Kooy—van Zeggelen, Mevr. Boudier—Bakker en zoovele andere schrijfsters geven er de bewijzen van. En ook' het boek, dat we thans bespreken moeten is een pïoeve van dit soort en dan in z'n eenvoud een van de beste. Ik acht het van veel belang de lezers (en vooral de lezeressen) van ons blad er op te wijzen, want al is het niet uit een christelijke overtuiging geschreven, 't is een boek, dat onze waardeering ten volle verdient.

Mevr. P. J. Cohen de Vries begon haar schetsen in de „Nieuwe Rotterdamsche Courant", en „de kinderen uit m'n klas... werden door de lezers van dat blad zeer hartelijk ontvangen". Volkomen begrijpelijk verwierven ze ' zich „vele vrienden en ontvingen zelfs herhaaldelijk de uitnoodiging, om nog eens en dan te samen te verschijnen"; toen ze gebundeld verschenen, was de eerste druk in enkele maanden tijds uitverkocht. Zeker is dit files bewijs, dat ons land veel kindervrienden rijk is, zoo^als de schrijfster zegt in het voorbericht voor den tweeden druk, ma, ar "niet minder is het een blijk van de waardeering, die dit aardige boek­ je rechtmatig toekomt. Want niet alleen literairpsychologisch, als bijdrage tot de dusgenoemde „Kinderkennis uit de literatuur" is het voortreffelijk, of als proeve van praotisché paedagogiek, maar odkl als belletrie, als lectuur is het m. i. een verrijking.

Men meene niet een nieuwen roman te zullen lezen, als het werk der bovengenoemde schrijfsters is, of een verhalèn-bundel, of breed-uitgewerkte schetsen-verzameling — 't boekje is niets dan een collectie minia.tuurtjes, maar dan fijn van kleur als deze altijd zijn en warm; eenvoudige kinderportretjes geeft het, miaar geschilderd met de toewijding, die voortvloeit uit een liefdevol hart. En ik twijfel niet, of de lectuur zal u evenzeer een genot zijn, als ze het mij is geweest.

De schrijfster is (of is geweest) onderwijzeres in de lagere klassen van een Amsterdamsche volksschool, en de kinderen uit haar klas zijn dus volkskinderen, dikwijls uit de rrtaatschappelijk-laagste kringen. Daarom komen we toet dit boekje in een sfeer, die we eigenlijk niet kennen, een sfeer van armoede, van gebrek aan besdhaving, van ordeloosheid soms, toaar ook van echte, gezonde volkshumor en komische volks-opvoedkunde. En de schrijfster verdient bewondering voor haar goeden kijk op het volksleven evenzeer als voor haar meeleven in de nooden daarvan. Ze ziet de kinderen steeds als de producten van de huiselijke opvoeding en weet daardoor veel te vergeven, omdat ze veel begrijpt. Het medelijden, dat wel een eerste vereischte zal zijn voor hen, die aan de kinderen der armoede onderwijs te geven hebben, trilt heel het boekje door: het meeleven met de 'kinderen, het liefdevol leiden van hun eerste schreden buiten het huurtje, waar ze thuis zijn en welks levenstoon ze hebben aangenomen, een toon, die zoo-heel anders is dan wat de school vordert. Ook' het begrijpien van de kinderziel, mioeilijker weer dan in eenig ander verband, omdat zoo groot verschil in levensmilieu „juffrouw" en kind scheidt, moeilijker ook, omdat deze kinderen door hun uiterlijk, hun manieren, hun taal (écht Am'sterdamsch-van-de-stralat) zoo weinig aantrekkelijks hebben voor menschen van een anderen levensstand.

Waarlijk, dit boekje geeft, wat een der recensenten noemt „Kinderleven gezien door den goud^ blauwen nevel der liefde".

Van de 17 schetsen • uit dit geschrift zelf iets te doen zien, is niet mbgelijk'; ze zijn alle even toooi, alle ook weer geheel anders. Jongens en meisjes verbeurten elkaar en telkens hebben we weer te doen mét een nieuwe openbaring van de kinderziel, telkens ook weer verwonderen we ons over den fijnen tact, waarmee de onderwijzeres deze vogels van diverse pluim'age wist te winnen. Nu eens lakte het door toegevendheid of g-eduld, dan-door een op 't juiste métoent gesproken vriendelij'k woord, of door een toevallige ingeving, maai nooit is sprake van h'axde toiddelen.

Alleen lal door dezen laa, tst6n trek' is dit boekje belangrijk; w, ant het is de detoonstratie aan feiten van een der eerste en ïgroote paedalgogische beiginselen, dat met vriendelij'khéid, met trot^ alles volhoudende toewijding alles, en toet hardheid niets te bereiken valt.

Tal van goede momenten hiedt dit geschrift, paaar 't toooist zijn voor mij de schetsen van „'t Prinsje", 't fijne kereltje uit een glazenwasschersgezin, aan wien lalles even teer en zuiver is, zoodat hij door de schrijfster wordt voorgesteld als een door booze handen ontvoerd vorsten-kind, en „Imtoetje", een frisch en proper blondje van wat beter milieu, dat op de vraag hoe moeder haar noemt „'t ronde kopje (heft) en toet een hloog stemmetje zingt: Inuny en als 'k heel zoet ben dan zegt ze Schlattepoes".

Hiermee is echter volstrek't niet gezegd, dat de iandere schetsen niet mooi zouden zijn. Dan noem ik toaar de bepaald ontroerende beschrijving van „Elsje", of v^n „Juudje", het verouwelijk'te kind uit 't negotie-gezin, of van „Gaalssie" (= Gij'sje)', die zoo gnaag zoet wezen 'wil, maar 't met geen taiogelijikheid kam, of van [hét brajve „Mientje", die „niet van het pad der deujgd lajf te krijgen" was, hoe vaak haar de verleiding besloop ^en wier bank daarom was een „Sanatoriuta voor onrustige zielen", enz. De wijze van ve^rtellen is daarbij zoo geestig en de toon zoo idoor en door gezond, dat nog veel toeer leven kom!t in het op zichzelf al levendig schooUokiaal.

Ik zei al, na te vertellen is geen der schetsen en dat zit voor een groot deel OiOk in den trant van beschrijven. Daarom ook behoort dit boekje zonder twijfel th'uis in de literatuur.

Van bijzondere waarde zijn ook de vele paedagqgische opmerkingen, die de' schrijfster tusschen de regels door maakt. Met de paedagogiek als vak van wetenschap hebben ze doorgaans geenerlei verwantschap, toaar voor taenigeen zullen ze meer waarde Jiebben dan een of andere lange paragraaf uit h'un leerboek voor paedagogiek. Want ze zijn ontleend 'aan de practijk van iemand, die de aangeboren gave heeft van met kinderen om te gaan, en wier ikij'k op het kind onder elke omstandigheid van beteefcénis is. Zoo b.v. deze uitspraak:

„Je hoeft de kinderen heusch niet zooveel goed te doen, je hoeft ze niet aan de halen, niet overmatig te prijzen, geen presentjes te geven of prijzen 'uit to loven. Als je met je min of meer vergrofd en afgestompt gevoel van volwassene maar niet al te veel en te vaak over h'un ziel krast, zullen ze je steeds weer beloonen met een schat van genegenheid en roerend kindervertrouwen."

Of deze_ passage, die waard 'was als een soort grondwets-artikel op alle voor het onderwijs opleidende sc^holen uit 't hoofd geleerd te worden:

„Hoe vaker je je opwindt, hoe kwajer je je maakt, hoe driftiger je wordt, — hoe verd, er je je doel voorbijschiet. len eerste verstoor je den geregelden gang van de les, ten tweede plant je de onrust van je eigen ziel ook op de kinderen over. Een deel wordt bang voor die booze litem en die groote oogen van de juffrouw, een deel ook amuseert zich kostelijk als bij een vertooning van de poppenkast (daar immers is 't kijven en 't i'uzie-maken ook altijd 't allermooiste) en de rest l'uislert heelemaal niet en zoekt z'n amusement maar zoolang op z'n eigen houtje. Van verbetering van den zondaar (of zondaars — hoe meer je er tegelijk „en gros" wilt bemoraliseeren, hoe kleiner de resultaten) natuurlijk geen sprake."

Wie als toekomstig onderwijzer zoodanige uitspraak goed in zich opneemt, heeft een les voor z'n leven gehad, die hem rijke vruchten opbrengen zal.

Bijzonder goed zijn ook de omlijstingen, waarin de Iminiatuurtjes zijn gevat; algemeene opmerkingen lover het kind en de kinderziel, die weer van dezelfde scherpe visie getuigen. Zoo:

„’t Is ook niet uit een boekje te leeren, het leiden van kinderen, want het is zuiver een kwestie van intuïtie. Je moet voelen wat voor een kind belangrijk is en wat niet, wat hem verheugt of bedroeft — en bovenal: wat hem kwetst, wat z'n eergevoel of z'n rechtvaardigheidsgevoel beleedigt."

En even verder, deze laardige ikarakter-teekening:

„De wereld bestaat uit ooms en tantes, koekjes en bonbons zijn overal gratis verkrijgbaar, een veldbloenipje, een blank kiezelsteentje zijn niet genoeg te waardeeren schatten, een vlechtmatje (liefst roodmet-goud of blauw-met-zilver) is oneindig veel mooier dan Moeder's Perzische kleedje, de hond van den melkboer is «en zeer gezien persoon, wiens relatie op hoogen prijs wordt gesteld, met de schillenkar een eindje mee mogen rijden behoort tot de grootste genoegens, den „IJsco-man" een Uurtje helpen, tot de hoogste onderscheidingen."

Ook om zulke, vjan belangstellend waarnemen sprekende optoerkingen is de lectuur van dit boekje een genot.

Ik heb toaar hier en daar iets van het vele toooie uit dit geschrift 'kdnnen doen zien, maar toch genoeg, hoop ik, oto te motiveeren m'n zeggen, dat het onze waardeering ten volle verdient.

Met napiö voor hen, die het onderwijs dienen of zich' er toe voorbereiden is hét vaji groote beteekenis. Voor hen is het een leesboek, maar niet minder een leerboek. Een dame, die meerdere jaren de kleinste kinderen van haar school heeft^ onderwezen, zei me, toen ze hét boekje gelezen had: „'kwilde wel, dat ik dit boekje gekend had in den tijd, dien ik bij 't onderwijs was. 'k Zou vele dingen heel wat beter gedaan hebben". Allicht kunnen velen, die thans voor de klas staan^ na de lectuur van dit boekje, zoodanige conclusie in de praictijk' omzetten.

Nog één opmierkinig sta men mij' toe. Er zullen onder onze christelijke onderwijzers en onderwijzeressen ongetwijfeld ook toenschen zijn van dezelfde gaven als de schrijfster van dit boekje, van denzelfden taot, psychologische kracht, liefde voor h'un leerlingen. Zou dan niet een van hen ons kunnen verrijken hiet zoodanig boekje over kinderen uit zijn of haar klas, d. i. kinderen van een christelijke school?

Dan zou het belangrijke element, dat we thans missen in het treffelijke boekje van Mevr. Cohea de Vries, ook tot z'n reciht 'kurmen komten, n.L de hasis, die alle christelijk onderwijs draagt, Ijefde tot den Christus en de begeerte om, de kleinen te brengen tot Hem, die zelf de kinderkens tot Zioh riep.

Wanneer zooidanig gjeschrift dan voorts dezelfde qualiteiten had, psychologisch, paedagogisch, stylistisch lals „Kinderen uit m'n k'ias", zou het een bezit van waarde zijn voor ieder, die in het chris­ telijk onderwijs zijn levenstaak vindt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

Nieuwe Boeken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's