Als ik Christelijk Historisch was..... IV.
Een laatste opmerking, welke aan mijn eigenlijk onderwerp voorafgaat, wensch ik te maken naar aanleiding van wat „De Nederlander" schreef in het hoofdartikel, dat ik een vorig maal grootendeels citeerde.
Het blad meende, dat de A.-Iï. partij zich wel driemaal zou bedenken, eer zij verandering van het wezen onzer huidige openbare universiteiten vóórstaan gaat. En het liet daarop volgen: „Het zal wel blijven bij het bestaande, dat tot heden door allen als normaal werd aanvaard".
Deze passage verraadt zoowel vergeetachtigheid ten aanzien van de historie als blindheid voor de feiten.
De A.-R. partij heeft zeer zeker in deze geenerlei uitspraak gedaan.
Maar wel hebben antirevolutionairen hun oordeel hierover ten beste gegeven.
Dat heeft wel verschillende waarde, maax met dit oordeel dient toch te worden gerekend.
Men mag niet generaliseeren. Men mag niet conkludeeren: . DE antirevolutionairen staan dit voor,
Doch er zijn in elk geval antirevolutionairen geweest —en tot hen behoorde ook Dr Kuyper — die wel degelijk principieel het wezen onzer huidige openbare universiteiten veroordeelden en praktisch verandering zeer goed mogelijk achtten.
Vooral één idee werd sterk gepropageerd, n.l. om elke universiteit zooveel mogelijk tot een eenheid te maken.
Men dacht het zich zóó: indien in Leiden enkel hoogleeraren werden benoemd, die de modernistisch-liberalistische wereldbeschouwing waren toegedaan, in IJtrecht Gereformeerde en in Groningen ethische en evangelische professoren, zou daarmee wel niet het ideaal zijn bereikt, maar het zou toch een aanmerkelijke verbetering beteekenen van dén huldigen toestand. Aan de Roomschen zou, indien zij dit begeerden, een 'nieuwe universiteit moeten worden geschonken.
Al zijn hieraan vele bezwaren verbonden, en al' zou dit den voorstanders van bijzondere universiteiten niet bevredigai, omdat zij de universiteit aan staatsbemoeiing willen onttrekken, volkomen onuitvoerbaar, gelijk „De Nederlander" het kwalificeert, is dit toch niet.
De universiteitsgedachte zou hierin althans eenigermate tot haar recht komen, terwijl ze nu aan. de openbare universiteiten verloren is geraakt.
Er is alzoo over deze zaak meer nagedacht, dan men uit de beweringen van „De Nederlander" zou afleiden.
Maar dat niet alleen.
Ook de diagnose: blindheid voor feiten, moet esteld.
Hoe „De Nederlander" kan poneeren, dat de estaande toestand „tot heden door allen als noraal werd aanvaard", is ons een raadsel.
Let wel: door allen. Maar de Gereformeerden dan! En de Roomschen!
Zegt het bestaan van de Vrije Universiteit te msterdam en van de R.-K. Universiteit te Nijmegen
De Nederlander" dan heelemaal niets?
Of denkt het blad, dat zij, die deze inrichtingen oor Hooger Onderwijs hebben gesticht en zij, die aar thans instandhouden, van oordeel waren, daaree een abnormale daad te verrichten?
Als voor hen de bestaande toestand aan de openbare universiteiten normaal was, wat dreef hen an tot de oprichting van bijzondere universiteiten?
Dat in abnormale omstandigheden abnormale iddelen te baat worden genomen, laat zich verlaren.
Maar het zou pure dwaasheid z^'n tegenover et normale iets abnoimaals te T> egeeren en tof stand te brengen.
Men zou daardoor blijk geven zelf abnormaal te zijn.
Of behooren de voorstanders van het bijzonder Hooger Onderwijs niet tot die „allen" van „De Nederlander"?
Dan zijn allen niet allen meer.
We kimnen niet onderstellen, dat „De Nederlander" is bevangen door liberalistische hooghartigheid, welke hen, die het niet met hen eens zijn, eenvoudig buiten het meetellend deel der natie stelt.
Van welken kant men deze uitdrukking ook beziet, ze levert nooit een goeden zin op.
We houden ons dan ook voor een juiste exegese ten zeerste aanbevolen.
Met eenig ongeduld zien we daarnaar zelfs uit.
Ik kom nu tot de zaak zelf.
Als ik Christelijk Historisch was...
Ik zeide al, dat het uiterst lastig is, zich anderer overtuiging voor een oogenWik tot de zijne te maken.
In het bijzonder geldt dit, wanneer de overtuiging van die anderen weer uiteenloopt. Of wil men, als zij konsekwent zijn, moet uiteenloopen.
Want zoo staat het toch feitelijk bij de Christelijk Historischen.
Over art. 36 der Nederlandsche Geloofsbelijdenis denken niet alle Christelijk Historischen eender.
Er zijn er, die bet tot de taak van de Overheddl rekenen „om te weren en u, it te ro'eien alle afgoderij en valschen godsdienst".
Du.rft men de konsekwentie daarvan aan, dan mag b.v. geen atheist, geen evolutionist aan de openbare universiteiten benoemd worden. Om nu van de Roomschen te zwijgen.
Zulke Christelijk Historischen kunnen met den bestaanden toestand aan de openbare universiteiten geen vrede hebben.
Want materialisme en evólutionisme tieren er welig.
Het modemisme is aan sommige overwegend.
Van hen mocht worden verwacht, dat zij een actie op touw zouden zetten om de Overheid aan haai' taak te herinneren.
Als ik zulk een. Christelijk Historische was, dan zou ik alle beschikbare middelen te baat nemen om
tegen de benoeming van dergelijke professoran ta protesteeren.
Dat men dit niet doet, dat men alleen bij benoeming van een Gereformeerde (of om in de taal van die Christelijk Historischen te spreken: Afgescheidene, Separatist) en van een Roomsche soms ach en wee roept, kan ik niet helpen.
Ik zou mij krachtens mijn overtuiging geroepen gevoelen philippica na phiiippica te houden tegen de overheid, die haar „ambt" slag op slag zoo slecht nakomt.
Ik zou voor den bestaanden toestand aan de openbare universiteiten kritiek te kort komen.
En dien toestand aanvaarden — dat nooit.
Doch ik wil mij bepalen tot het type van Christelijk Historischen, dat door prof. Slotemaker de Bruine wordt vertegenwoordigd.
Hem zit art. 36 blikbaar niet dwars.
Hij acht het normaal, dat de Overheid er niet naar vraagt, welke levensovertuiging een te benoemen hoogleeraar is toegedaan.
Voor hem is er aan de universiteit plaats _ voor elke wereld-en levensbeschouwing.
De noodzakelijkheid van wijziging en verbetering van het huidige stelsel ziet hij niet in.
Zooals het gaat, gaat het goed.
Wekiu, als ik eens zulk een Christelijk Historische was...
Welke houding zou ik dan aannemen tegenover het bijzonder Hooger Onderwijs?
-s De wis-en natuurkundige fakulteit aan de V. U. conmleet
Door de benoeming van Dr M. van Haaften tot buitengewoon en van Dr J. F. Koksma tot gewoon hoogleeraar is de wis-en natuurkundige fakulteit kompleet.
Natuurlijk moet het woord „kompleet" met een korreltje zout worden opgenomen.
Kompleet is een fakulteit hoogst zelden.
Er blijft altijd plaats voor nieuwe leerkrachten open.
De specialiseering van het universitaire onderwijs gaat zoo sterk door, dat schier geen enkele fakulteit er zich op beroemen kan zooveel leerkrachten te bezitten als zij wel zou wenschen.
En drie hoogleeraren met één buitengewonen, al worden hun straks ook assistenten toegevoegd, brengt de natuur-filosofische fakulteit aan de Vrije Universiteit slechts even boven het minimum, door de Hooger Onderwijswet geëischt, uit.
Deze fakulteit begint, gelijk met elke fakulteit aan de Vrije Universiteit het geval was, klein.'
Nemen we in aanmerking, hoe andere fakulteiten zijn uitgegroeid, dan zijn we ook ten aanzien van deze nieuwe fakulteit hoopvol gestemd.
Klein beginnen — hoewel met acht of tien hoogleeraren aan te vangen te prefereeren ware — mag niet altijd als een nadeel worden beschouwd.
Bij sterke specialisatie wordt door de boomen weleens het bosch niet gezien.
Bij beperkte specialisatie daarentegen houdt men meer het algemeene en de groote lijnen daarin in het oog.
Voor het begin is dat niet zoo kwaad.
Generale verkenning van het terrein eer men tot verbijzondering komt, heeft veel voor.
bij een fakulteit als de natuur-Inzonderheid filosofische.
Want nergens klemt de vraag naar de beginselen zoo sterk als daar.
Natuurlijk zal elke specialisatie niet ontbreken.
De saamvoeging vaa scheikunde, natuurkunde en wiskunde wijst_ daar op.
Verschillende vakken worden dus voorloopig niet onderwezen.
De studenten kimnen slechts een paar richtingen uit.
Maar in deze richtingen kunnen zij dan ook afstudeeren.
Zij kunnen daarin alle examens afleggen en den doctorsgraad behalen.
Op de openbare universiteiten zijn zij niet langer aangewezen.
En wat nog meer is, de andere fakulteiten voelen zich verrijkt.
Zij kunnen met de nieuwe overleg plegen, gemeenschappelijke vraagstukken bespreken, op grensgebieden zich gezamenlijk bewegen.
Zoo groeien ze naar het geheel toe.
Van belang is ook, dat de Vrije Universiteit juist binnen den gestelden termijn aan de voorwaarde der Hooger onderwijswet heeft voldaan.
Nu behoeft zij bij den Staat niet om uitstel te bedelen.
Wij zouden dit als een vernedering, als een testimonium paupertatis, een getuigenis van armoede, hebben aangevoeld.
Vóór vlijf jaren was het nog de bange vraag: waar halen we ook bij de kleinst mogelijke bezetting de mannen vandaan?
Men wist ze niet te vinden.
Doch ook in deze aanbidden we de wegen van Gods voorzienigheid.
De mannen werden ontdekt, toen de tijd naderde.
De taak der nieuwe fakulteit is — we 'lieten het reeds doorschemeren — verantwoordelijker dan die van eenige andere.
Op dit gebied van wetenschap toch legde het ongeloof nagenoeg geheel beslag.
Dit terrein moet letterlijk aan het ongeloof worden .ontworsteld.
Daarom ga het gebed van Calvinistisch Nederland er voor op, dat Hij, die de Alpha en de Omega is ook in de wetenschap, de hoogleeraren dezer fakulteit bijzonder bekwame.
Met Dr Van Haaften doet de ^ergtg-Gereformeerd •|Hervormde aan onze Universiteit zijn intrede. De bladen meldden het reeds.
Hiei-mee toont onze Universiteit, 3at zij wel op den grondslag der Gereformeerde beginselen staat, maar geen kerkelijk cachet draagt.
Dr Van Haaften is niet alleeii een aangename persoonlijkheid, maar hij heeft het op velerlei wijze ook bewezen, dat hij met de Calvinistische beginselen wenscht te staan of te vallen.
Allen hoogleeraxen dezer fakulteit onze hartelijke gelukwensch.
-^ Een heladen agendum.
Het voorloopig agendum van de Synode, welke zoo de Heere wil, te Arnhem zal gehouden worden.
Wij geven er hier een algemeen overzicht van, waarbij we hier en daar slechts een greep doen uit wat ter behandeling is voorgelegd.
Wij behouden daarbij de terminologie van het agendum, in het vertrouwen, dat onze lezers zelf de noodige aanvullingen zullen aanbrengen.
Als er h.v. kortweg staat: „Belijdenis" beteekent dit: uitbreiding der Belijdenis en onder „Theologische School" valt ook het promotierecht.
A. Belijdenis. B. Leerboek. C. Liturgie, waaronder ook voorstellen ter verkrijging van uniformiteit in den eeredienst. D. Theologische School. E. Theologische Faculteit der Vrije Universiteit. F. Radio-kerkdienst-uitzending. G. Kerkelijke examina (naar aanleiding van het geval-prof. Dr A. Noordtzij). H. Verzorging emeriti-predikanten, predikaats-weduwen en - weezen, ï. Hulpbehoevende kerken en personen. K. Kerkregeering en bezwaarschriften, waaronder 3. rapport inzake echtscheiding. 4. rapport inzake vrouwenkiesrecht. 5. ra, ppor't inzake aanvulling der bepalingen bij overgang tot een anderen staat des levens. 7. Kranken-communie. 8. Zuiderzee. 9. Catechetisch onderwijs schipperskinderen. 10. Gemengde huwelijken. 11. Oefenaars. 12. Darbistendoop. 16 tot 27. Bezwaarschriften. L. Zending, waaronder 2. rapport inzake betere vooropleiding. M. Evangelisatie. N. Overheid, waaronder 2. kalenderhervorming. 3. rapport inzake geestelijke verzorging onzer militairen. O. Kerken in N.O. Indië en in het buitenland. P. Grensregelingen (niet minder dan 10 nrs). R. Archief. S. Varia, waaronder
4. schrijven van den kerkeraad van "Middelburg om de volgende Synode aldaar te houden.
5. schrijven van de „Commissie voor de correspondentie met de bnitenlandsche Kerken" van de Algem. Synode der Ned. Herv. Kerk om twee afgevaardigden te zenden tot een samenkomst van vertegenwoordigers van Protestantsche Kerkgenootschappen in Nederland en van de oud-bisschoppelijke Clerezy ter bespreking van de vraag: wat ten onzent zou kunnen geschieden in verband met en in den geest van de Wereldconferentie van Kerken, gehouden te Stockholm 'in 1925.
7. schrijven van de International L'eague of aviators (Internationale Bond van Vliegeniers).
Men ziet, een groot deel van het alfabet is hierbij verbruikt.
Sommige punten beslaan vele bladzijden.
En dan is dit nog maar het agendum. voorloopig
Hoe zal dan het definitief agendum er uitzien!
De roepende kerk van Arnhem had de hoffelijkheid bij het agendum niet alleen een kaart van Arnhem, maar ook een boekje te zenden, waarin de mooie punten van die stad en haar omgeving worden beschreven.
Deze attentie zal met dankbaarheid worden ontvangen.
Alleen... zullen de Synodeleden er gebruik van kunnen maken ?
Met het oog op het agendum lijkt dit twijfelachtig.
Er zal hard gewerkt moeten worden.
En komt men dan binnen een behoorlijken tijd klaar?
De bladen berichten, dat aan de Theologische school de colleges eerst op 3 October geopend zullen worden. Dit in verband met de Synode.
Men rekent te Kampen blijkbaar op een vrij langen duur.
En inderdaad: wij staan voor een beladen agendum.
Haast schreven we: een overleden agendum.
Wat in Leeuwarden gezaaid werd, biedt zich thans aan om te worden geoogst.
Zal dit gelukken?
Het is wel waard, dit onder de oogen "te zien.
Volgt de Synode de werkwijze van haar voorgangsters, dan stellig niet.
En zelfs bij een verbeterde wer& rijze vreezen we, dat er heel wat onafgedaan zal blijven liggen.
Natuurlijk kan de Synode zoolang vergaderen, tot alles is afgehandeld.
Maar men vergete niet, dat een Synode ook eein vermoeidheidsgrens kent.
Werkt ze over die grens heen, dan 'heeft men daarvan nadeelige gevolgen te wachten.
Dan loopt men gevaar, dat er midden in een discussie een voorstel wordt gedaaar in dezer voege: aangezien de tijd er niet rijp voor is om dit of dat punt te verwerkelijken, worde het van de Synodale tafel genomen.
Zoo'n voorstel vindt dan een gretige ontvangst.
Het onrijpheidsargument slaat toch al zoo gauw in.
Een beladen agendum kan reeds van meetaf zulk een schrik inboezemen, dat genoemd argument al in de eerste w"eken wordt gebezigd.
Doch ervaring leert, dat men daarmee volgende Synodes drukkend belast.
Een voorbeeld daarvan heeft men in de orde van den eeredienst.
Op de Synode van Utrecht werd daarover een geanimeerd debat gevoerd.
Duidelijke lijnen waren nog niet zichtbaar.
Een voorstel met het onrijpheidsaxgument werd ingediend en aangenomen.
Maar 'de kerken waren er niet door bevredigd.
Vele plaatselijke kerken stelden zelf een orde van eeredienst vast.
De verwarring werd grooter dan ze te voren was.
En thans komen er voorstellen om Deputaten te benoemen ten einde deze zaak opnieuw te onderzoeken.
Dat wordt voor de kerken een dure en langdradige geschiedenis.
Had de Synode van Utrecht, omdat zij niet gereed kon komen, de Deputaten ad hoc gekontinueerd, dan zou dit een heel anderen indruk hebben gewekt, de kerken zouden niet zelf 'maatregelen hebijeii genomen, maar liever hebben gewacht ©n deze zaak zou niet noodeloos zijn vertraagd.
Als men niet oppast, repeteert deze geschiedenis zich.
Er is ook een andere manier. Een voortvarende praeses kan vele punten van het agendum erdoor hameren. Welk een vriend van voortvarendheid we ook zijn, men moet daarin toch perspectief aanbrengen.
Er moet onderscheid worden gemaakt tusschen wat voor onze kerken van hoog .belang is en wat minder importantie heeft.
Dat eischt vaa het moderamen en inzonderheid van den praeses een buitengewoon helder doorzicht en verstandige takt.
Het voorloopig agenjdum vertelt, dat er thans zaken aan de orde komen, waarvan een Synode zich niet op de eene of andere manier mag afmaken.
Men moet de discussies den vrijen loop laten, althans binnen de grenzen van het redelijke.
Een andere methode wreekt zich.
Maar hoe komt de Synode er dan doorheen?
Wij willen daarover onze gedachte wel uitspreken.
Zij, die den arbeid verdeelen, houden hiermee vooral rekening: wat moet op deze Synode per se afgehandeld worden en wat kan desnoods nog wachten door Deputaten te kontinueeren. Dan dringe het moderamen er bij de commissies op aan om de eerstbedoelde voorstellen ook het eerst in studie te nemen. Dit sta daarbij op den voorgrond: wat gedaan wordt, moet goed worden gedaan. Overhaasting worde vermeden. Verleden week deden we een stem van een Synodelid der Chr. Geref. Kerk in Amerika hooren. Hij was van gevoelen, dat menig besluit anders zou zijn uitgevallen, indien vele Synodeleden niet zoo verlangd hadden naar het einde. Iets dergelijks komt bij ons ook voor. Men zij er tegen op zijn hoede. Want dit baat den kerken niet, maar schaadt haar. 'Zijn de zaken, die niet wachten kunnen, degelijk behandeld en blijft er dan nog tijd over, dan kan men met de andere een aanvang maken. Maar ook dan geve men elk punt de bespreking, welke het verdient. Over de vraag, hoelang een Synode op z'n hoogst moet duren, kan men verschillen. Wij voor ons meenen, dat ui geen geval de vier weken mogen worden overschreden.
V/ij bieden deze idee ter overweging aan.
Wij geven haar gaarne voor een hetere.
Indrukken van den dag.
Philadelphia, 6 April 1930.
Gisteravond had ik het genoegen, eenige leden van het Westminstersche seminarie te ontmoeten.
Prof. R. B. Kuipei, hoogleeraar in' de systematische theologie en Dr €. van Til, hoogleeraar in de 3, pologetiek kende ik persoonlijk nog niet. Toch waren we geen vreemden voor elkander. Meermalen hadden we van elkander gehoord. Dr N. B. Stonehouse is een oude kennis. Hij promoveerde nog niet zoolang geleden aan de Vrije Universiteit. Hij was juist ongesteld geweest en nog niet geheel genezen, maar mocht toch ©en gedeelte van den dag op. Hij is ^an het seminarie verbonden als „instructor", een functie, welke aan onze universiteiten en aan onze seminaries niet bestaat. In den vreemde oudleerlingen van onze universiteit weer te zien, is steeds bijzonder aangenaam. Het wekt een apart gemeeiischapsgevoel op. Mevrouw Stonehouse, die in ons land een ingrijpende operatie had ondergaan, bleek tot mijn blijdschap geheel genezen. Onze eigenlijke gasüieer, Dr J. Gresham Machen, «an geleerde van naam — ^en dat zegt ..wat in Amerika — moesten we in dezen kring missen. Doordat we een week later kwamen dan oorspronkelijk in de bedoeling lag, moest hij een preekbelofte nakomen. Toch bereidde hij ons een vorstelijk onthaal, waarvoor we hem zeer dankbaar blijven. Zelf heeft hij als coedibatair zijn verblijf opgeslagen in een hotel en voor ons had hij plaats bezorgd in het pas gebouwde, hoogst moderne en luxueuse „Drake-hotel", een echte wolkenkrabber. Op de hoeveelste verdieping ik logeerde, weet ik niet, maar ik genoot van uit mijn kamer van een schitterend uitzicht over Philadelphia en omgeving. Naarmate men op hooger verdieping zijn kwartier heeft, naar die inate verwijdt zich de horizont en wordt de uitblik schooner. Het Amerikaansche hotelleven biedt groote aantrekkelijkheden boven dat in Europa. Zelden treft men in ons werelddeel iets aan, dat lijkt op een Amerikaansche lobby, een woord, dat door Ten Bruggencate wordt vertaald door kleine voorzaal of wachtkamer, maar daarmee volstrekt niet wordt getypeerd. Het Drakehotel heeft betrekkelijk kleine lobbies, , maar slechts één ervan is aan de straat gelegen. Andere hotels hebben dikwijls één groote lobby, soms van zulke .afmetingen, dat onze grootste kerken er gemakkelijk in kunnen staan. Zware tapijten bedekken den vloer, komfortabele divans en fauteuils lokken tot een siesta uit, gij kunt er u met vrienden onderhouden zonder dat altijd heen en weer loopende kelners u door hun houding bewijzen, dat gij iets behoort te gebruiken, ook zij, die een oogenblikje willen uitrusten, of zij in het hotel gelogeerd zijn of niet, kunnen er vrij binnenwandelen en sigaar of sigaret rooken. Blijkbaar gaat men van de onderstelling uit, dat de Amerikaan geen tijd onnut zal verspillen, ©n er niet zal binnienloopen, als hij er niet noodig heeft. De Amerikaansche lobby is iets ©enigs.
Gisteravond werd het plan voor vandaag opgemaakt. Het spreekt vanzelf, dat we een orthodoxe prediking wilden hooren. Op het lijstje werden voorloopig gezet Dr Campbell Morgan, Dr Bamlious©, en Billy Sunday. Van de drie viel Dr Bamhouse uit. Deze heeft zich vooral naam gemaakt als radioredenaar. Uit heel Amerika stroomen hem gaven toe om zijn arbeid te kunnen voortzetten. Hij kan gerekend worden tot de fundamentalisten, maar is evenals de meesten hunner een nog al geprononceerd chiliast, of gelijk men het hier noemt: premillennialist. Over het premillennialisme in Amerika schreef, gelijk men allicht weet. Dr W, . H. Rutgers een proefschrift.
's Morgens dan naar Dr Campbell Morgan, predikant iDij een van de Presbyteriaansche kerken in Amerika. Bij het binnentreden van de kerk werd ik voor de zooveelste maal getroffen door de voorkomendheid, welke men vreemdelingen bewijst. Bij ons laat men gewoonlijk vreemden maar wat spartelen, men onderstelt, dat zij de plaatselijke gewoonten eener kerk kennen, dat zij, wanneer het licht op het preekgestoelte brandt, of het orgel begint te spelen, wel ruiken zniUen, dat de plaatsen vrij zijn, of ook wenkt een m'et armen zwaaiende koster hen op 20 meter afstands om naar voren t© komen, zonider dat zij begrijpen, dat die gebarentaal hen geldt, zij kijken ondertusschen verlegen rond', tot een goedige ziel, waarvan onze kerken weleens een tekort hebben, hen vriendelijk influistert, dat zij plaats mogen nemen, waar zij willen. Hier niets van> dat alles. Twee heeren staan bij eiken ingang, zij zien het aan u, dat gij onbekend zijt, zij begeleiden u naar een van de beste 'beschikbare plaatsen en daar vóór u in een soort rekje vindt gij een bijbel, een boek met hymns en een bulletin, waarop ge lezen kunt, wat er gezongen zal worden, waarover zal worden gepreekt en wat er in het overige van 'de week in de kerk te doen is. Zulk een hoffelijkheid steekt sterk af bij wat in onze kerken meestal gewoonte is. Kunnen wiji niet anders worden?
Dr Campbell Morgan, ho^ewel reeds op jaren, heeft „zijn loop" behouden. Propvol was de kerk niet, maar toch goed Tjezet. Zijn slanke gestalte is nog kaarsrecht, al hebben rimpels zijn gelaat perkamentachtig gegroefd. Daar is iets nerveus in zijn voordracht, dat echter niet hindert, maar veeleer spanning geeft.
Maar ik moet u eeé. week in de kerk bij Dr Campbell Morgan laten zitten.
Het is hoog tijd om deze kopy te verzenden.
HEPP.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 augustus 1930
De Reformatie | 6 Pagina's