GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het rijk van de stilte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het rijk van de stilte.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

B. Principieel gedeelte.

Begeven wij ons, na onzen algemeenen verkenningstocht, thans tot de Schrift, dan blijkt het, hoezeer wij ons totnogtoe bewogen in een gebied, dat slechts de nabootsing is van liet ware rijk der stilte, en hoe dit ware-stilte-rijk hier pas voor ons open gaat.

Wel is waar zoudt ge dit bij, den eersten indruk aiet meenen. Wat ieder, die met den bijbei keur nis maakt, opvallen moet, is veel meer het feit, dat daarin de allesbeheerschende plaats aan het woord wordt ingeruimd. De God van den bijbel wordt ons haast op iedere bladzijde voorgesteld als een stem te hebben en te spreken. Zou Hij, die het oor geplant heeft, niet hooren en zou Hij, die de stem geformeerd heeft, niet kunnen spreken? Hij kan zoowel smeeken als dreigen. Hij kan bevelen en vonnissen. Zijn stem kan niet alleen loeien als de stormwind en rollen als de donder, maar ook fluisteren en streelen als die van een troostende moeder. Even diep en vol als Gods hart is, even rijk gevarieerd is ook het woord, dat uit Zijn binnenste opgeweld en tot ons afgevloeid is. Van al Zijn heilsbemoeienissen met de wereld blijft de beknopte samenvatting nog , ^tijd gegeven in den aanhef van den brief aan de Hebreen: „Bij vele gelegenheden en op vele wijzen sprak God eens tot de vaderen door de profeten, in dit laatste der dagen sprak Hij tot ons door den Zoon" (vertalihg Grosheide). •

De edelste benaming, waaronder op Zijn beurt deze Zoon ons wordt voorgesteld, is wel deze, dat Hij het Woord heet (Joh. 1:1). En de God die van Vader en Zoon uitgaat en woont in het hart der gemeente, wordt niet het heilige gevoel of de gewijde stemming, niet de zalige onbewustheid of de intieme stilte, maar pertinent de Heilige Geest genoemd; een benaming, waarin weer sterk de idee van redelijkheid en verstand, van gedachte en woord op den voorgrond treedt.

En de hoogste daad van ieder, die deze open­ baring Gods gehoord en in zich opgenomen heeft, bestaat hierin, dat hij van zijn kant hierop op bewuste en redelijke wijze, willens en wetens, oftewel sprekend antwoordt: ik heb geloofd, en dan niet: dus zwijg ik voortaan; maar: daarom spreek ik nu ook. Het bijbelsche christendom is de spreek-godsdienst, een boek-godsdienst, de woordreligie; de godsdienst, waarin het woord de alpha en de omega, het één-en-al is.

Hoezeer dit, wanneer wij het gebied van de Schrift betreden, onze eerste indruk is, bij nauwkeuriger waarneming blijkt ons toch, dat ook hier momenten van diepe stilte en een beteekenisvol zwijgen vallen. Zij vallen er zelfs meer dan vaak gedacht wordt. In zooverre allerlei mystische en pantheïstische stroomingen van onzen tijd ons vermanen, om ook aan dit veronachtzaamde terrein wat meer aandacht te schenken^^ willen wij deze tereclit wij zing ter harte nemen. Mits wij nu maar niet hun ideeën overnemen en daarmee het bijbelsche christendom vervalschen gaan.

Want vooreerst lijdt het geen twijfel, dat in den bijbel — zooals boven reeds werd herinnerd — niet het zwijgen, maar het spreken, niet de stilte, maar het woord, zoowel het hoogste van Gods openbaring aan ons als van onze vereering jegens Hem vormt.

Dienovereenkomstig gaat in de Schrift nooit het zwijgen, maar het spreken, niet de stilte, maar het woord voorop. Een irrationeele stilte als die van Otto heerscht hier nimmer. Niet, alsof in den bijbel geen wonderen en mysteriën voorkomen. De Schrift is integendeel vol verborgenheden. Maar deze verborgenheden vormen geen compositie van twee elkaar tegenstrijdige elementen. Zij zijn wel boven-redelijk, maar niet tegen-redelijk. Bovendien Uggen zij niet achter de woorden en vóór het spreken Gods; en beroeren zij ook ons niet allereerst in een zieleprovincie, die onder ons bewuste leven zou liggen. Maar de bijbelsche mysteriën liggen door het woord en de heele openbaring heengeweven. Wat God al sprekend van zich bekend maakt — dat is het mysterie. Elke sluier, die Hij van zich vallen laat, brengt meer liclit; en dit meerdere licht is juist de diepere verborgenheid. Wanneer het Woord zich volledig openbaart aan ons en vleesch wordt, dan is het mj'sterie het grootst, i) k

De Schrift weet ook niets van de mystische stilte. Ik zou niet één plaats kunnen aanwijzen, waar God door niets dan de onhoorbare stilte Zijn openbaring schenkt, of in een absoluut stilzijn de gemeenschap tusschen Hem en ons gevierd wordt en onze religie haar toppunt bereiken zou.

Dat is al dadelijk niet het geval in Genesis 3. Als de Heere den gevallen mensch voor het eerst opzoekt, ontwaart Adam eerst het geruisch van Gods voetstappen en diens nadering in het suizen van de hoornen: het is dus niet absoluut sül. En dit woordlooze gedruisch is bovendien nog veel meer de voorbereiding tot de openbaring dan (deze zelve. Want p.chter en met dit geruisch komt terstond het geluid van Gods sprekende stem mede; en juist wanneer God spreekt, begint de lopenbaring van Zijn genade eerst recht.

Niet anders staat het in de geschiedenis van Elia bij den Horeb. Die populaire opvatting heeft er wel van gemaakt, dat de stormwind en de aardbeving en het vuur dienden, om den geweldigen afstand tusschen God en Elia te laten gevoelen, en dat door de daarop volgende stilte de afstand werd ingekrompen en de toenadering en vereeniging kwam. Maar in werkelijkheid staan de zaken toch anders. Ook de stilte moest en zelfs nog meer dan de haar voorafgegane huiveringwekkende natuurverschijnselen doen beseffen, hoe allergeweldigst die God toch is, die hier aan Elia zal verschijnen. Hij is nog veel majestueuzer, dan door aardbeving of vuur, door wind of zelfs de indrukwekkende stilte kan uitgedrukt worden. Hij gaat deze allen ver te boven. ^)

En de eigenlijke openbaring heeft ook hier plaats, niet zoozeer in de stilte, maar veel meer als de Heere haar breekt met Zijn woord en tot Zijn mismoedigen profeet weer spreken gaat.

Omdat God Zijn openbaring altijd door midr del van woorden en daden geeft, treedt in de Schrift nooit een innerlijke stilte in, of die stilte waarin wij ons binnenste geheel ontledigen en alle krachten en werkingen van onze ziel actieloos maken zouden. De bijbel kent alleen de uiterlijke stilte, of die stilte, die of voelbaar maakt dat de openbaring wordt onderbroken, of ons in staaf stelt om des te scherper waar te nemen, wat God zooeven heeft geopenbaard.

Dienovereenkomstig draagt de uiterlijke stilte een tweeledig karakter. Zij kan allereerst negatief van aard «ijn. Dan is zij die stilte, waarvan wij in de ascetische stilte van sommige kloosterorden de caricatuur gezien hebben. Dan heeft er een opzettelijke onthouding van spreken plaats, maar een onthouding, niet om het kwaad van ide tong te .vermijden, doch tot gansch andtere doeleinden.

Christus heeft het woord meermalen teruggehouden om te sparen en te ontdekken. Een bekend voorbeeld hiervan vindt ge in de geschiedenis van Johannes VIII. D© Farizeën hebben daar de overspelige vrouw bij Jezus gebracht. Maar als zij hun aanklacht ingediend hebben, bukt Hij neder en schrijft met Zijn vinger in de aarde. Er is reeds heel wat naar gegist, wat Christus toen toch wel geschreven mag hebben. Maar al dit gissen was natuurlijk zinloos en bleef daarom ook zonder resultaat. Want als het 'er om ging, wat Jezus toen op den grond gezet heeft, zou dit ons zeker meegedeeld zijn. Maar juist het feit, dat Hij van het woordgebruik afziet, is thans het belangrijke. Hij geeft op de aanklacht van de Farizeën niet terstond antwoord. Hoewel Hij er overvloedig reden toe heeft, vat Hij toch geen vuur en vlam op hun booze woorden. Hij laat het eerst stil worden. Hij schept dus een gelegenheid, dat zij tot zichzelf kunnen komen en het geweten zijn stem weer kan laten hooren. Zelfs is Hij zoo lankmoedig, dat Hij Zijn aangezicht afwendt en wat figuurtjes op den grond gaat zitten teekenen. Hij doet, alsof de vraag niet eens tot Hem doorgedrongen is. Op de voor hen meest eervolle wijze kunnen zij, zonder het opzettelijk te herroepen, het geval te niet doen en zelf ongemerkt verdwijnen. Die Rabbi heeft immers hun vraag niet eens gehoord!

Christus heeft zich voorts soms van spreken onthouden, om tot beschaming te brengen of om gelegenheid te bieden, den ernst te toornen van wat aan Hem werd gevraagd. Zoo antwoordde de Heiland eerst niet opi het verzoek van de Syro-Fenicische vrouw om haar dochter te genezen, en zoo zag Hij, zich omkeerend, in alle stilte Petrus aan.

Christus heeft Zich opzettelijk ook van spreken onthouden, om Zijn zelfverloochening en Zijn volmaakte bereidwilligheid tot het offeren van Zichzelf te toonen. Dit is onder meer de ontzaglijke beteekenis van het zwijgen van Jezus voor Herodes. Op al wat Herodes Hem vraagt, antwoordt Hij met niet één woord. Niet omdat Hij Herodes geen woord meer waardig keurt. Maar omdat Hij het teeken niet doen wil dat Hero des begeert, en dit teeken hierom weigert, omdat Hij hiermee kans zou loopen, weer vrij te komen. Hij gaat op al wat Herodes biedt en'looft niet, in, omdat het nu Zijne ure is en Hij heden nog aan het kruis komen wil. *)

Dieze negatieve stilte draagt al verder vaak een pijnlijk en benauwend 'karakter. Het is een kwaad teeken, wanneer er vroeger wel uitwisseling van gedachten en woorden plaats had en dit nu niet meer geschiedt. Dan maakt het zwijgen benauwend voelbaar, dat de vroegere vriendschaps-

verhouding gestoord is, de verbondsrelatie gebroken ligl en. inplaats daarvan verwijdering en vervreemding, zoo niet vijandscliap ingetreden zijn. God is dan vertoornd op den mensch. Hij wil niet meer met ons te doen hebben. „Als Hij stilt, wie zai dan beroeren? Als Hij het aangezicht verbergt, wie zal dan Hem aanschouwen ? " (Job 34; 29).

Het is deze angst, waaruit de diepste klachten van psalmisten en profeten zijn geboren, en waarin ook zij niet meer tot God durven spreken.

„O God, houd u niet stil, zwijg niet en rust niet, o God!" (Pisalm 83:1) „Toen ik zweeg, verteerden mijn beenderen, in mijn brullen den ganschen dag" (Psalm 32:3).

Het is, om het diepste te noemen, de ontzetting van het vierde kruiswoord: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij , mij verlaten, ver van mijn hulp, van de woorden mijns brullens? Mijn God, ik roep des daags en Gij antwoordt niet, des nachts, en ik kan niet zwijgen" (Pisalm 22:2, 3).

Deze uiterlijke stilte kan behalve een negatief ook een positief karakter dragen. Zij is dan het zwijgen, dat onmiddellijk na het woord intreedt. En omdat deze stilte als een begeleidend moment bij het gesproken woord bijkomt, is ze nooit vaag of ongrijpbaar. Zij is niet dood, maar tintelt van leven. Zij is nog gevuld met allerlei stemmen en geluiden. Deze positieve stilte is altijd geladen. Zij is vol van het woord, en speciaal van dat woord, dat het laatst gesproken is. Zij treedt in den regel in, om aan het gesproken woord gelegenheid te verschaffen, zijn volle kracht en werking Ic doen.

Doch omdat hel woord zelf 700 eindeloos verscheiden is, is ook deze positieve stilte rijk gevarieerd.

Er is allereerst een stilte als van den landman, die het zaad gestrooid heeft .en nu vol ingehouden verwachting uitziet, of de begeerde oogst uit .zijn zaaisel nog niet begint te .ontkiemen. Zoo is Jezus voor den tweeden keer stil geweest in de jgeschiedenis met de .pverspeUga Eerst bukt Hij en schrijft Hij met den vinger in de aarde, als Hij nog niets gezegd heeft. Dat is de negatieve stilte, "om te sparen en gelegenheid te geven, tot iakeer te komen. Maar als Hij het voor de tweede maal doet, heeft Hij wèl gesproken. Dan heeft : 'Hij gezegd: Wie van u zonder zonden is, werpe liet eerst den steen op haar. Dan heeft Hij een zaad uitgestrooid en wacht Hij, of dit zaad wortel schieten zal en of de Farizeën van hun boozen opzet aflaten en het geheele geval nog terugtrekken zullen.

Deze stilte kan een uog sterker accent krijgen. Zij kan niet slechts een hopend, maar ook een majestueus karakter dragen. Zij kan aan het woord, verhoogden nadruk bijzetten en laten gevoelen, dat hel absoluut blijft bij wat eenmaal gesproken is. Zoo heeft Christus gezwegen, zoowel voor Kajafas als Pilatus. Bij Kajafas hebben Zijn beschuldigers de vroeger gedane uitspraak over tempel-afbraak en tempel-opbouw in het geding gebracht. En Jezus zwijgt daarop, omdat 'Hij die spreuk, hoe verminkt zij haar ook overleveren, staan laat, en er niet over denkt, er iets van to herroepen. En bij Pilatus heeft Hij zelf een woord gesproken: de waarheid vormt een koninkrijk, en in dat koninkrijk is Hij de koning. Doch als de stadhouder hierover nog meer wil hooren, spreekt Christus niet één woord verder. Wat Hij gezegd heeft, is voldoende. Het woord is nu aan de waarheid, waaraan Hij zoo even getuigenis gaf. *)

Die stilte kan voorts vervuld zijn van verslagenheid en ontzetting: Stom werd ik; ik doe mijn mond niet open, want Gij, Gij hebt het gedaan!" (Psalm 39:10). „Van den hemel deedl Gij het vonnis hooren; de aarde vreesde en was stil" (PiSalm 76:9). Zoo werd zelfs in den hemel een half uur gezwegen, toen bij de ontsluiting bekend werd, wat het zevende zegel inhield. De hemelbewoners konden er niet over uit, dat zulke ontzettende dingen geschieden zouden. (Openb. 8:1).

Maar gij kunt 'ook stil zijn van overgave en Icinderlijk vertrouwen. „Ja, naar God is mijn ziel stil, van-Hem is mijn redding" (Psalm 62:1). „Ik heb immers mijn ziel tot rust en stilte gebracht. Als een gespeend kind bij zijn moeder, zoo rust gespeend mijn ziel bij mij." (Psalm 131:2). Zoo moest ook Israël stil zijn bij de Schelfzee. Terwijl de Egyptenaren op hen aandrongen, moesten zij zich stilhouden en deze stilte was de daad van hun vertrouweUj dat de Ileere voor hen strijden zou. (Exodus 14:14).

Gij kunt ook stil zijn van bewondering en aanbidding. „De lofzang is, o God, in stilte tot U in Sion. Aan u zal de gelofte betaald worden". (Psalm 65:2). 6)

Gij kunt het ook zijn van verrukking en opgetogenheid, zoodat gij geeu woorden hebt om aan uw aandoeningen uitdrukking te geven. De Schrift gaat hierin zoo ver, dat zij ons eenmaal zelfs God voorstelt als een bruidegom, die verrukt is over zijn bruid en die nu eens over haar juicht met jubel en dan weer in stille verrukking

haar bekoorlijkheid bewondert. Hij zal over u zwijgen in — of liever: it liefde, uit pure emotie. (Zef. 3:17).s)

En om maar niet meer te noemen: ij kunt vooral ook stil zijn uit eerbied en diep ontzag — „Has", „St" — met dit haast geruischlooze gelispel trachten profeten als Zefanja (hoofdst. 1:7) en Habakuk (hoofdst. 2:20) stilte aan te brengen onder de joelige menigte. „Has, St! Stil toch, want de Heere is in Zijn heiligdom thans."')

De stille heeft dus vele geluiden; haast even veel als de gesproken taal, die haar vooraf ging. Zij is een landschap met allerlei tinten en kleuren. Mits ge het maar niet werkelijk, zooals de Quakers, bedoell, doch symbolisch verstaat, dan mag uilgesproken, dat de stilte een heele scala van kleuren doorloopt. Zij kan zwart zijn van droefheid en ernst; en wit van heiligheid en eerbied. Ze kan helrood wezen, als zij geladen is met verontwaardiging en toorn; en geel, als ze vervuld is met afgunst en nijd. Ze kan groen zien als ze tintelt van heimwee en verlangen, en blauw als de trouw der liefde in haar hoogtij viert. Als ge haar maar jiiel losmaakt van het spreken, kunt ge aan haar ongeveer al de klanken en kleuren toekennen als aan het woord zelf.

E. Di. KRAAN.


1) Breeder werd dit uitgewerkt in mijn referaat: Openbaring en Mysterie, 17 v.v., en vooral 33—34.

2) Dr J. Riddenbos, De Godsverkondiging der profeten, 20.

3) Dr K. Schilder, Christus in Zijn lijden, II 381.

4) Idem, t.a.p. II 81 v.v., 335 v.v. , .

5) De aanhalingen uit de Psalmen zijn alle, betialve deze laatste, gegeven in de vertaling-Noordtzfj.

6) Dr P. C. Snijman, De profetie van Zefanja, diss. V. U. 1913, 201—202.

7) Idem, t. a. p. 64; Dr D. J. van Katwijk, De prophetie van Habakuk, diss. V. U. 1912, 138—139.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Het rijk van de stilte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1934

De Reformatie | 8 Pagina's