GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over het onkerkelijkheidsprobleem.

IV.

De bestrlldlng der onkerkelijkheid.

De bestrijding der onkerkelijkheid is de taak van de Kerk als iastituut, van de ambtsdragers en van den enkelen geloovige. Ze zal ged'eeltelijk met de bestrijding van dte ontkerstening in het algemeen kunnen samenwerken. Dit gemeenschappelijk front is dat der „Evangelisatie", der „herkerstening". Over het doel en de methode dezer Evangelisatie is onder ons veel geschreven; het ligt echter in ónze bedoeling het onderwerp te beperken tot de bestrijding der lonkerkelijkheid alleen. Wel is het goed, vooraf de vraag te stellen, — gegeven het feit, dat beide begrippen elkaar niet volkomen dekken — of de bestrijding der ontkerstening aan die der onkerkelijkheid vooraf dient te gaan of dat het misschien omgekeerd moet.

De Evangelisatie toch komt tot de menschen met de boodschap van den Christus der Schriften, gekruisigd, opgestaan en verheerlijkt, in de gestalte van het Evangelie met zijn eisch: „Geloof in den Heere Jezus Christus" en zijn belofte „en gij zult zalig worden" en stelt dan gewoonlijk den weg naar de Kerk van Christus pas daarna aan de orde. Zeker, elke kerkelijke Evangelisatie, wijst, nadat ze het brood aan de hongerigen heeft uitgedeeld, naar de groote voorraadschuur der kerk, als naar het adres, waar dat van Goidswege verstrekte brood wordt uitgedeeld, maar de „Evangelisaüe" in haar huldigen vorm is toch ten eenenmale ongenoegzaam, om de onkerkelijkheid doeltreffend' te bekampen. Want waarom zou de gestrekte arm en de wijzende vinger niet onmiddellijk den verdoolde den kerk weg kunnen wijzen? Er is toch buiten de kerk geen zaligheid? Naar onze meening behoeft de bestrijder der onkerkelijkheid niet steeds den weg der evangelisatie eerst af te loopen, voor hij aan de kwestie van de kerk toe is. Alleen al het „simpele" feit, dat er in onze vergankelijke wereld' kerken staan en torenspitsen naar boven wijzen, alléén al de omstandigheid, dat in stad en dorp de kerkgebouwen „in het midden" staan, zijn in staat den verdoolde te confronteeren met: de symboliek van de onzienlijke wereld', in welker middelpunt Jezus Christus staat, het Hóófd der kerk. Over élk kerkgebouw van hout en steen vallen de schad'uwen van de torens en tinnen van het onbeweeglijk Koninkrijk: De weg naar Jezus Christus is de weg toaar de kerk; dat wds hij gisteren, dat zal hij morgen nog zijn. Nergens in die mate, als hier, bij de bestrijding der onkerkelijkheid, staat „de Kerk ia het midden".

Wat we voor alles noodig hebben, is een kerkelijke statistiek. Met als tegenhangster een onkerkelijke. De bevolkings-administratie op stad- en gemeentehuizen dient zóó te worden ingericht, dat het bevolkingsbureau der gemeente de kerkelijke geografie tot haar recht doet komen. Elk kerkgenootschap moet — zal het goed zijn — haar lid­ matenboek onmiddellijk kunnen vergelijken met de gegevens der bevolkingsboeldiouding. Kerkelijke en gemeentelijke administratie zouden bij innige samenwerking gegevens kunnen verschaffen, die zoowel voor de wetenschappelijke beoefening der kerkelijke geografie als voor de practijk der zielszorg in de „ontkerstende gemeente" van het hoogste belang zouden blijken. Een klein voorbeeld moge dit verduidelijken: in een gemeente van 4000 zielen is een Geref. Kerk van 364 ledera volgens de kerkelijke administratie. De burgerlijke gemeente registreert echter blijkens een opgave in Januari 1938: 528 Gereformeerden. Nu behoort zoo'n kerkeraad onmiddellijk zijn ledenlijst met de als Gereformeerd' ingeschrevenen op het gemeentehuis te vergelijken, om te weten, of er indterdaad Gereformeerden wonen, die niet met de plaatselijke kerk meeleven, en zoo ja, wie. In die gemeente wonen 218 onkerkelijken. Van deze wordt echter in het geheel geen lijst bijgehouden en bij eventueele informatie ten bevolldngsbureele kunnen geen inlichtingen worden verstrekt over die bewoners van dit „Niemandsland". De adressen van de „onkerkelijke gemeente", van hen, die van alle kerkelijke bearbeiding zijn verstoken, zijn niet in het bezit der kerkgenootschappen. Dat de gemeente der onkerkelijken geen lidmatenboek bezit, is de groote handicap voor een systematische bearbeiding. Deze bevolkingsgroep wordt met rust gelaten en vervalt daardoor al verder in een a-religieuze levenshouding. Alléén zulk een „lidmatenboek" zou de Christelijke kerken in staat stellen een enquête in te stellen naar al wat buiten eenigen kerkmuur leeft en naar de structuur der onkerkelijke wereld.

Bij de geboorte van elk kind, dat „buiten" de kerk ter wereld komt, zou den ouders moeten worden gewezen op de wijding van dit jonge leven door den Heiligen Doop, de door God Zelf geopende detir van de kerk. Bij elk sterfgeval „buiten" de kerk moest toegang tot het sterfhuis worden gevraagd', om den verwanten te wijzen op het levend lidmaatschap der Christelijke Kerk, dat met den dood niet ophoudt, maar eeuwig blijft. Men mag dit weer „evangelisatie" noemen, het zij ZOO', maar ze is in elk geval niet de gebruikelijke.

Geen „reclame" voor de kerk. De Moeder der geloovigen laat niet voor zich trompetten, maar bewijst haar liefde, ieder, die tot haar komt. De kerk is er in deze wereld', omdat God haar gewild heeft, omdat onze Heere Jezus Christus, haar door „de offerande des kruises" heeft gesticht en alom en altijd met Zijn G^est in haar tegenwoordig is. Dit perspectief te openen voor „alle zwervers zonder vaste woning" is voor de bestrijding der onkerkelijkheid levenseisch, al zal het zeer, zéér moeilijk vallen, een generatie, die zich blind' staart op het kerkvolk en zijn gebreken, terug te leiden naar den Heer der kerk, idle Zijn volk „van hunne zonden zalig maakt".

Concludeerend' en resumeerend laat zich het volgende verklaren:

Er bestaat verband tusschen het kerkelijk vraagstuk en het onkerkelijkheidsprobleem. Van den aard en het wezen van dat verband valt thans nog weinig te zeggen. De omvang der onkerkelijkheid is blijkens de officiëele statistiek in Nederland buitensporig groot, grooter dan in de ons omringende landen. Het grootst is ze in de groote steden, vooral in Amsterdam, Haarlem, Groningen, Leeuwarden, Zaandam e.a., maar ook het platteland, zoowel van Noord-Nederland, als van Noord- Holland benoorden het IJ, heeft een hoog percentage onkerkelijken. Bezuiden den Moerdijk is van een onkerkelijkheidsprobleem practisch' nog geen sprake.

De ontstaanstijd ligt in het begin der twintigste eeuw; als voornaamste oorzaak kan de sociaaldemocratie worden aangemerkt, die in haar krachtige organisatie voor kerk en kerkelijk leven geen plaats heeft ingeruimd: andere oorzaken zijn wel aan te wijzen, maar komen pas op de tweedfe plaats.

De bestrijding der onkerkelijkheid is deels een londerdeel van de evangelisatie, deels een meer rechtstreeksche beïnvloeding van den onkerkelijken mensch door de kerk, als „kerk-an-'sich" op welker bezinning de kerk zich moet toeleven. Zij dient zich meer dan voorheen rekenschap te geven, van haar plaats in deze wereld', van haar wezen en bestaansrecht, d.w.z. ze behoeft niets te „doen", ze heeft alleen maar te „spreken". De boodschap van haar Hoofd. Daarmee staat of valt ze in de branding der onkerkelijkheid. En die tot haar behooren, zullen in leven en sterven „leesbare brieven" van haar Hoofd, Jezus Christus, dienen te zijn. D e groote kracht in de bestrijding der onkerkelijkheid is de belofte, dat Gods gemeente, dat d© Christelijke Kerk, niet zal worden overweldigd door „de poorten der hel". De strijd tegen de onkerkelijkheid draagt de belofte van de overwinning in zich, want het geloof overwint de wereld.


Literatuur: Uitkomsten der Algem. Volkstelling. Deel III (Kerkelijke Gezindte). (Uitgave Centr. Bureau voor de Statistiek, 's-Gravenhage. 1933.) Prof. Dr W. J. Aalders: De nood des tijds. Idem: De roep der kerk. R. C. Encyclopedie, art. „Nederland-kerkelijk".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1938

De Reformatie | 14 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1938

De Reformatie | 14 Pagina's