GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UITERATUUR EN KUNST

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Discussie.

Mijnheer de Hoofdredacteur,

Naai- aanleiding vaii het artiliel „Leiding noodig" van Rudolf van Reest in No. 9 van De Reformatie, dat mij eerst heden in handen kwam, acht ik het wenschelijk het volgende ter kennis te brengen Tan de lezers van uw blad.

1. dat ondergeleekende geen „hoofdredacteur" maar „eindredacteur" van Opwaartsche Wegen is (een zuiver ADMINISTRATIEVE functie dus, die door mij strikt als zoodanig wordt uitgeoefend),

2. dat het derhalve onjuist is conclusies te trekken als de heer Van Reest in het onderhavig geval doet,

3. dat Opwaartsche Wegen steeds open heeft gestaan en nog steeds openstaat voor medewerking van Gereformeerde zijde,

4. zoodat het ontbreken van „voorlichtende artikelen" van Gereformeerde zijde niet aan de redactie van Opwaartsche Wegen kan worden verweten,

5. dat C. Rijnsdoi-p reeds lang geleden uilgenoodigd werd deel uit te maken van de redactie van O. W., doch dat hij aan deze uitnoodiging geen direct gevolg kon geven door zijn werkzaamheden aan zijn roman Eldert Holier,

6. dat Rijnsdorp na de voltooiing van zijn werk opnieuw uitgenoodigd werd zittüig te nemen in de redactie,

7. dat Rijnsdorp deze uitnoodiging thans heeft aanvaard en derhalve met ingang van den nieuwen jaargang ons zijn zeer gewaardeerde medewerking zal verleenen,

8. dat het sub 5—7 genoemde derhalve wel een ecuigszins ander beeld van de situatie geeft dan door den heer Van Reest wordt voorgesteld,

9. dat ondergeleekende, eenigen tijd vóór het verschijnen vaiï het artikel van den heer Van Reest, EEN PERSOONLIJK ONDERHOUD MET HEM HEEFT GEHAD, WAARBIJ DE ZAKELIJKE ZIJDE VAN DE IN HET ARTIKEL BESPROKEN KWESTIE IS BEHANDELD EN WAARIN O.A. het sub 1—4 genoemde onder oogen is gezien met als resultaat, dat de heer Van Reest zeide TEN VOLLE BEVREDIGD heen te gaan,

10. dat ondergeleekende de dubbelzinnige houding van den heer Van Reest in casu gaarne aan het oordeel van de lezers overlaat.

Indien de heer Van Reest in hel kamp der Proteslantsche Jongeren een splitsing forceeren wil tusschen Gereformeerden en niet-Gereformeerden, dan zal hij daartoe zich van een andere wijze van argumenteeren moeten bedienen dan die, welke hij thans in toepassing brengt en dan zal hij moeten beginnen met zaken en personen streng te scheiden.

Met de meeste hoogachting,

ROEL HOUWINK.

Gaarne maakt ondergeleekende gebruik van de door d© Redactie van dit blad geboden gelegenheid het schrijven van Roel Houwink van een paar aanteekeningen te voorzien.

Veel behoeft er niet gezegd te worden, want de heer Houwink gaat op geen enkel punt van mijn artikelen in. Wat hij zegt gaat volkomen langs hetgeen ik beweerd heb heen.

Inderdaad zijn de punten 1—4 o.m. door ons persoonlijk besproken en heeft dit gesprek althans in zooverre verhelderend gewerkt, dat ik te weten hen gekomen, dat de heer Houwink geen medewerking aan Opwaartsche Wegen van Gereformeerde zijd© tegenstaat. Dat is dan het „ten volle bevredigd heengaan", zooals de heer Houwink zegt. Maar over deze zaak heb ik het in mijn artikelen ook niet gehad, on dus is de opmerking van den heer Houwink niet anders dan een slag in de lucht. Ik heb geen critiek uitgeoefend op Opwaai-tsche Wegen omdat anderen er niet in schrijven, maar dit blad ondienslig voor ons gereformeerde leven genoemd, omdat de heer Houwink er wèl in schrijft en er zijn stempel op plaatst. Of hij dat nu als hoofde of eindredacteur of als gewoon i-edacteur doet, doet verder niets ter zake. Wie den inhoud van Opwaartsche Wegen trouw nagaat, weet dat het blad zich in dienst gesteld heeft van de dialectische theologie. En nu moet de heer Houwink niet zeggen, dat ik een „splitsing in het kamp der Proleslanlsche Jongeren forceeren wil tusschen Gereformeerden en niet-Gereformeerden", want die splitsing is er gelukkig, die is er geweest zoolang er Gereformeerden en niet-Gereformeerden geweest zijn.

Waar het mij om te doen is, is te Toorkomen, dat menschen als de heer Houvrink die in bladen van allerlei richting hun mMowerking geven (van dubbelzinnige houding gesproken!) en in de vrijzinnige pers scherp afgeven op wat ons als Calvinisten lief en dierbaar is (zie mijn artikelenreeks — waarom gaat de heer Houwink daar niet op in? ) in onzen kring leiding zouden moeten en willen geven. Dat wijzen op < üt gevaar door mij geen slag in de lucht is, maar dringende noodzakelijkheid, bewijst hetgeen ik in mijn artikelenreeks heb aangevoerd; bewijst hel ingezonden stuk, dat zeer kort geleden in DE STANDAARD stond, en waarin bij de redactie van DE STANDAARD geprotesteerd werd tegen het opnemen van artikelen van den heer Houwink in dit blad, dat de dialectische theologie Jiriiacipiëel bestrijdt op zijn voorpagina's, bewijst tenslotte méér dan iets anders, wat in het laatst ve^ schenen nummer van Opwaartsche Wegen stond naar aanleiding van een waarschuwing in het Gereformeerd Jongelingsblad tegen het jongste boek van Van Randwijk. Ik wil hier in 't kort nog iets van zeggen.

In de rubriek „Van het parlementaire erf' schrijft iemand waarschuwend tegen dit boek, en zegt daai-bij dat Van Randwijk onlangs op een conferentie van christelijke litteratoren gezegd heeft, dat hij eens zou doen zien hoe dr Kaïl Barlh moet vertaald woixlen in een roman.

Welnu, ik was blij, dat het Geref. Jongelingsblad hier het sein op onveilig gezel heeft. Bij die bfr spreking van dit boek in De School met den Bijbd (waar ik dat toch zeker verwacht zou hebben) is dat helaas niet gebeurd — een bewijs temeer hoe noodig het is dat we gereformeerde voorlichting krijgen!

Maai- Opwaartsche Wegen — waar de heer Houwink eindredacteur van is — toont zich verwoed om de waarschuwing in het Gereformeerd Jongelingsblad en wijst op de noodzakelijkheid, dat er een commissie in het leven geroepen wordt om meer „intensief oneerlijke en onwaardige kriUek te kunnen bestrijden."

Het is nota bene op het duitsche regime af I

En dan zegt de heer Houwink: „dat Opwaartsche Wegen steeds open heeft gestaan en nog steeds openstaat voor medewerking van Gereformeerde zijde".

Jawel, „medewerking van Gfereformeerde zijde". Het is een bekende term, die vroeger veel stof heeft opgejaagd, toen de N. R. Ct. zoo'n „medewerker van Gereformeerde zijde" er op na hield. We weten er alles van!

Wanneer de heer Houwink en zijn kameraden dan maar volop gelegenheid krijgen om op alles wat ons Gereformeerde leven lief is los te branden, dan mag er zoo'n Gereformeerde medewerker wel naast slaan!

Wij bedanken er voor!

Wij bedanken er voor! RUDOLF VAN REEST.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

UITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's