GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Iets over het Joodsche probleem.

VIII.

Hebben de Joden recht op Palestina?

Het gaat in dit artikel over dPie vragen. Op welke gronden de Jodrai zich beroepen. Hoe de GhUiasten het trachten te bewijzen. En of God Palestiaa inderdaad aan de Joden heeft toegezegd.

In het vorige artikel wees ik er reeds opi, dat de Joden slechts een zesde deel van de totale bevolking van Palestina vormen. Opi hun getalsterkte kunnen zij zich dus niet beroepen. Zij zijn verre in de minderheid. Bovendien zijn zij geestelijk innerlijk verdeeld. Er zijn Communisten, Kabbalisten en Orthodoxe Joden in Palestina. Zij vormen er geen sterk-aaneengesloten minderheid, geen eenheidsgemeente. Ook daarop kunnen zij hun recht niet gronden. De vraag is dus op welke andere aanspraken zij zich beroepen. Deze zijn vooral een drietal.

Vooreerst op Gods eigen beloften.

Herhaaldelijk heeft Hij- tot Abraham gezegd: „Aan uw zaad zal Ik dit land geven". Gen. 12:7, 13:15, 17:7, 22:18. Wij kunnen het begrijpen, dat de Joden zeggen: Wij hebben reclit op Palestina. God heeft het ons uitdrukkelijk beloofd De Heere voegde er zelfs aan toe: „tot in eeuwigheid", d.i. voor altoos, Gen. 13:15 „tot een voortdurende bezitting".

Maar deze letterlijke opvatting is strikt genomen toch niet vast te houden. Immers tijdens de ballingschap werden de Joden tijdelijk, en na de verwoesting van Jeruzalem voor goed onder de volken verstrooid. Wel bleven enkele groepen van Joden telkens achter, maar als eigen staat hielden zij op te bestaan.

En voorts werpt Gal. 3:16 op deze belofbe een heel ander licht. Het N.T. verklaart immers het O.ï. Van die belofte aan Abraham zegt de apostel in Gal. 3:16: „Nu, zoo zijn de beloftenisr sen tot Abraham en zijn zaad gesproken. Hij zegt niet: en den zaden, als van Velen, maar als van één: en uwen zade, hetwelk is Christus. God sprak tot Abraham niet van zaden in het meervoud, dus rdet yaa al zijn vleeschelijke nakomelingen, zoodat Ismaël, Gen. 17:20, 21, Ezau, Gen. 27:33, 28:4 en de kinderen, die hij bij Ketura gewon. Gen. 25:1—6, dan ook werden uitgezonderd. Dat enkelvoud zaad doelde in verderen en geestelijken zin zelfs niet op Izaak, Jakob of David, maar op Ljhristus en op allen, die door het geloof van l^hristus zijn. De Joden kunnen zich dus niet op Gen. 12:7 enz. beroepen om daarmee hun recht op Palestina te bewijzen. Zelfs al bekeeren zij zich tot Christus, dan ligt daarin niet opgesloten, 'dat pj naar Kanaan terugkeeren, want niet alleen "; anaan, maar de gansche aarde is Christus' «igendom.

Voorts op historische rechten.

Immers Jozua heeft Palestina met het zwaard' op de Kanaanietisdhe volken veroverd. Hiji lieeft het bovendien onder de twaalf stammen Israels verdeeld. En later heeft koning David er het groote eenheidsrijk gestidht en dat aan zijn zoon Salomo, dei Vredevorst, overgegeven. Wij' hebben er dus historische redhten op!

Toch is dit bewijs niet zoo sterk als zij meenen. Want in werkelijkheid is Israël slecShts zeer korten tijd een vrije en zelfstandige eenheidsstaat geweest. Alleen ten üjde van David en Salomo. Daarna viel het aanstonds üi tweeën, het rijk van Juda en t'an Israël uiteen. En deze bestookten elkaar ook nog voortdurend en waren politiek bovendien menigmaal van vreemde mogendheden afhankelijk. En met de ballingschap hielden ook deze op te bestaan. Later kreeg Israël zijn betrekkelijke zelfstaiidigheid nog even terug. Dat was onder de JMaccabeeën (165—63 v. Chr.). Maar toen was het ook gedaan. En na de verwoesting van Jeruzalem zijn de Joden nu al 20 eeuwen omder de volken verstrooid. Zij sdhijnen niet op eigen beenen te kunnen staan en geen eigen staat te kunnen vormen. Hun beroep op die historisdhe recihten is niet zoo sterk als Ijet lijkt.

Verder gronden zij hun aanspraken ook nog op den economischen vooruitgang, die zij in de laatste vijftig a zestig jaren reeds in Palestina gebracht hebben. Zij wijzen met trots op' het aantal Joodsche kolonies, die de Zionistisch© beweging er gesticht heeft. S. Tolkowsky, landbouwkundig adviseur te Jaffa, schreef in „Het Zionisme en de toekomst der Joden" een opstel over „De Joden en de Oeconomische ontwikkeling der Joden". Het aantal kolonies van 1870—1911 was als volgt: in Judea 15, in Samaria 3, in Gaülea 14 en in Transr Jordanië 1; samen waren er toen 33 kolonies, met 51.937 H.A. Prof. Joh. de Groot geeft nog nadere cijfers: „In 1912 waren er al 40 kolonies, en nu, d.i. in 1929, meer dan 100, die ongeveer het tiende deel van het land, en daaronder de vruchtbaarste streken beslaan. Deze actie der Zionisten, deels in samenwerking met andere groote Joodsche corporaties en rijke Joodsclie persoonlijkheden, heeft ontzettend veel gedaan voor den aanleg van wegen, verbetering van gezondheidstoestanden, oprichting van scholen, kortom voor de geheele materieele en geestelijke welvaart in Palestina. Op dit alles kunnen de Joden terecht trotscli zijn. En als zij aan wat zij voor het land deden, rechten willen ontleenen op medezeggenschap in de regeering, zal dit eiken objectieven beoordeelaar billijk voorkomen." Maar afdoende bewijzen, dat de Joden alleen en uitsluitend recht hebben op Palestina zijn het niet.

De tweede vraag is, hoe de Chiliasten het trachten te bewijzen. Het Chiliasme toch is de leer van het Duizendjarig rijk, de leer, dat er vóór het eindgericht nog een aardsch Messiasrijk te wachten is. Het wordt niet alleen door Joden, maar ook door sommige Christenen geleerd.

De Joodsche voorstelling, vooral in het vierde boek Ezra en in den Talmoed is deze: de Messias komt tijdelijk terug en zal een vrederijk in Palestina stichten. Hij' zal de kinderen Abrahams uit de verstrooiing vergaderen en naar het heilige land terugbrengen; de stad Jeruzalem weer opbouwen en de wet en den offerdienst weer herstellen. Over den duur van het Messiaanscilie vrederijk was er verschil. Volgens het vierde boek van Ezra zou het 400, volgens den Talmoed 1000 jaren duren. Aan het einde zullen Gog en Magog nog een laatsten aanval wagen op het Messiasrij'k, maar door den Messias vernietigd worden. Dan komt het eindgericht, waarin de heidenvolken van de aarde worden verdaan. Daarna wordt het eeuwig Messiasrijk in Jeruzalem als het middelpunt der gansche aarde gesticht, waarin God zelf Zijn volk de wet zal leeren.

De voorstelling van Christelijke zijde is, behalve wijziging en aanvulling in onderdeelen, in hoofdzaak deze. Christus zal niet éénmaal, maar nog tweemaal wederkomen.

De eerste maal tot het stichten van het duizendjarig vrederijk in Palestina. Daaïto© zal Hij den satan binden, en de anü-ohristelijke wereldmacht overwinnen; voorts de gestorven geloovigen opwekken en met de levende geloovigen om Zich heen vergaderen om miet Hem over de wereld te heerschen en voor Zijn volk een wónderheerlijk rijk van geestelijke en stoffeüjke welvaart stichten. Aan het einde van het Duizendjarig rijk zal Satan weer korten üjd ontbonden worden en nog eenmaal gelegenheid krijgen om Christus' vrederijk op aarde aan te vallen.

Maar dan zal Christus voor de tweede maal wederkomen, om Satan en zijn legermacht geheel te vernietigen, alle dooden op te wekken en voor Zijn rechterstoel te doen verschijnen, de veiroordeelden in de eeuwige rampzaligheid te werpen, maar de geloovigen in de eeuwige heerlijkheid op te nemen.

Ook volgens de Christelijke voorstelling van het Chiliasme zullen de Joden in het Duizendjarig vrederijk de voornaamste plaats inuemea. Wel zuilen ook de Heidenen toevloeien tot den berg van het huis des Heeren en deelen in de zegeiiingen van het Messiasrijk. Maar de Joden nemen er 'de eerste plaats in. Er zal een massale bekeering delr Joden plaats hebben. Zij' zullen Jezus als hun Messias erkennen en door Hem naar Kanaan teruggevoerd worden. Het aardsdhe Zion zal de zetel der Christus-regeering zijn.

En waarmee bewijzen zij dat nu? Met een me'nigte van teksten vooral uit het O. TL, die over den terugkeer der Joden naar Palestina handelen. Enkele van de voornaamste noem ik hier op. Jesaja profeteert, dat in het laatste der dagen de berg van het huis des Heeren zal vastgesteld zijn op den top der bergen 'en tot denzelven zullen alle Heidenen toevloeien, 2:2; vgl. Micha 4:1; dat het volk weer in Zion te. Jeruzalem wonen zal, 30:19; dat tempel en altaar, offeranden en feestdagen weer hersteld zullen worden, 56:6, 7; 60:7; 66:20—23. Ook Jeremia verzekert, dat Jeruzalem weer herbouwd, 30:18; 31:38; en de eereh dienst in den tempel vernieuwd zal worden, 33:18, 21. En Ezechiël verzekert het wel het allersterkst, vooral m Ez. 36:24—28: „Want Ik zal u uit de Heidenen halen en Ik zal u uit al de landen vergaderen en Ik zal u in uw land brengen. Dan zal Ik rein water op u sprengen en gij zult rein! worden En Ik zal u een nieuw hart geven en zal u een nieuwen geest geven En ik zal Mijnen Geest geven in het binnenste van u... En gij zult wonen in het land, dat Ik uwen vaderen gegeven heb^ en gij zult Mij tot een volk zijn en Ik zal u tot eenen God zijn."

De vraag is nu hoe de CMliasten deze en dergelijke voorzeggingen verklaren en waarin wij van hen verschillen. De Cluliasten verklaren ze letterlijk, maar dan in tweeërlei zin. Aanvankelijk zijn zij 1 e 11 e r 1 ij k vervuld in den terugkeer naar Kanaan uit de ballingschap. Maar, zoo zeggen zij, die vervulling was niet volkomen; zij reiken veel verder; zij worden eerst volkomen, en dan ook letterlijk en in aardschen zin, vervuld in de stichting van het Duizendjarig Vre^derijk in de toekomst aan het einde der eeuwen.

En waarin wij nu van de Chiliasten verschillen? Hierin, dat wij evenals zij in den wederkeer uit de ballingschap ook de aanvankeüjke vervulling in letterlijken zin zien, maar dat wij de volkomen vervulling niet in letterlijken, maar in g e e s t e 1 ij k e n zin opvatten. Al deze profetieën gaan het aardsche heil verre te boven. Zij' hebben een verdere en geestelijke beteekenis. De volkomen vervulling zien wij in het geestelijk herstel van het ware Zion Gods, dat met de geboorte van

258 Christus uit Israël en die uitstorting des Heiligen Geestes aanvangt. Dit blijkt diuidelijk uit de profetie van Ezechiêl, bovengenoemdL Hiji vangt aan met de belofte: „Ik zal u uit de Heidenen halen en Ik zal u in uw land brengen". Dit werdl letterlijk vervuld toen de Joden uit Babel naar Palestina terugkeerden. Maalr dan wijst hij verder op de geestelijke vervulling in de Nieuw© Bedeeling, die met de uitstorting des Geestes aanvangt: „En Ik zal u een nieuw hart geven En Ik zal Mijnen Geest geven in het binnenste van u".

De derde vraag is, of de Heere Palestina inderdaad aan de Joden heeft toegezegd'.

In vele Oudtestamentische teksten is dat wel het geval, bijv. in Jer. 25:10; 29:10, 14; 30:3; Ez. 37:26—27, enz. De letterlijke vervulling was daar echter de terugkeel- der Joden uit de ballingschap naar Jeruzalem; en die verder-reikende geesteüjKe vervulling kwam in de Nieuwe Bedeeling, die met de komst van Christus en de uitstorting des Geestes aanving. Dit laatste blijkt wel zeer duidelijk uit 2 Cor. 6:16, waar Paulus Ez. 37:26—27 aanhaalt. In Ez. 37:26 zegt de Heere: „En Ik zal een verbond des Vredes met hen maken (n.l. met Juda en Israël, die uit de ballingsöhap weer naar Jeruzalem waren teniggekeerdi volgens 37:1—14); het zal een eeuwig verbond met hen zijn... en Ik zal Mijn heiligdom in het midden van hen zetten tot in eeuwigheid". Uit 2 Cor. 6:16 'blijkt nu duidelijk, dat de geestelijke vervulling daarvan in de Nieuwtestamentische kerk van Christus kwam, want Paulus zegt daar: „Want gij zijt de tempel des levenden Gods, geUjkerwijs God gezegd heeft (n.l. in Ez. 37:26—27): „Ik zal in hen wonen en Ik zal onder hen wandelen; en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Miji een volk zijn".

Maar in het N.T. is dat niet het geval. Daar vinden wij geen enkelen tekst, waarin de Heere Palestina aan de Joden heeft toegezegd. Ook niet in Luk. 21:24. Daar zegt Jezus: „En Jeruzalem zal van de Heidenen vertreden worden, totdat de tijden der Heidenen vervuld zullen zijn". Wie zijn die Heidenen? Zijn het de Romeinen, die Jeruzalem verwoest hebben? Neen, want de Romeinen zijn ondergegaan en de vertreding van Jeruzalem door de latere heidensche wereldrijken ging door. En wanneer die vertreding eindelijk ophoudt, wat dan? Volgt dan het herstel van Jeruzalem en de terugkeer der Joden naaï Palestina? Dat staat er juist niet. Neen, dan volgt er in vs 25: „En er zullen teekenen zijn in de zon, en maan en stenren, en op de aarde benauwdheid der volken met twijfelmoedigheid. En alsdan zuUen zij den Zoon .des menschen zien komen in een wolk, met groote kracht en heerlijkheid". Dan volgt krachtens het verband het naderend eindgericht. Van een recht op Jeruzalem voor de Joden is er ook geen spirake.

Evenmin is dit het geval in Rom. 11:25—26. Daar zegt Paulus: „dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, totdat de volheid dier Heidenen zal ingegaan zijn, en alzoo zal geheel Israël zalig worden". Dr Bavinck zegt hiervan terecht: „al zou Paulus aan het einde ook een volksbekeering van Israël verwachten, hiji toch met geen enkel woord melding maakt van een terugkeer der Joden naar Palestina, van een herbouw van stad en tempel, van een zichtbare Christusregeering; in zijn toekomstbeeld is voor dat alles geen plaats."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 1939

De Reformatie | 8 Pagina's