GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Het koninkrijk Gods en de koninkrijken der aarde." (Art. 36.)

VI.

Hedendaagsche opmerkingen over art. 36.

De fouten die aan art. 36 kleven liggen op del doorgaande lijn, die, zoo-als we zagen, bij' Augustinus begint. Kittel geeft er in zijn „Christus undl Imperator" voorbeelden van dat in 'de oude Kerk de zaken wel degelijk anders stonden, i) Daarvoor noemt hij allereerst een kerkelijk gebed uit den eersten brief van Clemens Romanus uit 't jaar 96.2) M, gj^ jjaji niet zeggen, nu ja, maar dat was nog 'de eerste tij.d, want ook uit Tertulianus' geeft hij twee voorbeeldten, en die zijia van plm. 20O. s) En 'dat 't hier wel 'degelijk over 't punt in kwestie gaat, bewijst 'een laatste voorbeeld uit 'tMartyrium van Polycarpus. *) Zelfs tijdens zijn verhoor als martelaar, toen er voor Polycarpus tocli alle aanleiding was, de overheid, die hem vervolgde, als onchristelijk te beschouwen, bleef Polycarpus „de door God gesteldie machten eer bewijzen, gelijk 't betaamt"!

Hoe geheel landers is'dan de houding in den tegenwoordigen tijd. Ik noemde reeds in 't voorbijlgaan Prof. Heering in zijn: „De zondeval van het Christendom". De Graaf zegt ejr van: „'tKoninkrijk Gods staat volgens deze beschouwüig In ab'soiluto tegenstelling tot de konüakrijfeen der wereld, 't Spreekt van zelf dat dan tocli een zeker compromis 'eisch is. Immers, 't gezag van de Koninkr rijken der wereld ondermijnen, wil Prof. Heering allerminst. Hij verklaart zich dan ook tot ''t compromis bereid, mits de Staat 't niet al te erg make — m.n. mits de Staat geen oorlog voere. ^)

Tegenover deze opvatting uit den linkschen hoek, noem ik dan uit eigen kring wat De Graaf daarbij opmerkt: „We gaan uit van de eenheid

van gerechtigheid en Hefde Gods. Zoo zien we de geldigheid van 't reelat ook bfanen 't terrein van 'tKoninla'ijk Gods. En wie dat gezien heeft, doet noodzakelijk ook den volgenden stap, n.l., dat hij de taak van de christelijke oveflieid ook rekent te behooren tot de taak van het Koninkrijk Gods." e)

Jntusschen, de ruimte voor deze al"tikelen laat niet toe de geheele geschiedenis van art. 36 na zijn ontslaan te overzien. Ik beperk mij dan ook tot wat meer in onzen tijd en in onzen eigen kring ligt. Dan vraagt allereerst de wijziging van lart. 36 in 1905 onze aandacht. Maai' vool-dat 't daartoe kwam, was er reeds op- politiek terreiia een kentering merkbaar.

In „Ons Program" toch schreef Dr Kuyper Sr.: „Tegen de geopenbaarde religie heeft de Overheid alleen een negatieve roephig, n.l. 't Evangelie zijn vrijen loop te laten." „In de sfeer van de geopenbaarde Godskennis moet de Overheid zijn passief." „Er zij op godsdienstig terrein gelijk recht voor allen." „Men late groeien, wat groeien wil en groeien kan." „Nooit mag de Overheid piredikers, 'die 't Evangelie bestrijden, bannen of binden." „Er zij vrijheid voor den ongeloovige als vool" den geloovige, voor den bestrijdeir van het Evangelie', als voor den belijder." „Volgens ons stelsel had de Overheid de samenzwering tegen 't christendom (die van intelligentie en geleerdheid in ons land, in de vorige eeuw, is uitgegaan, om het historisch© christendom den voet te lichten), wel met leede oogen moeten aanzien, maar volkomen vrij anoeten laten."') Van Lonkhuyzen, die deze uitlatingen in zijn» genoemde, onlangs verschenen brochure (De Schriftuurlijke grondslagen van art. 36) opsomt, is daarovör allerminst te spreken, en meent dat die veel te ver gaan. Eenerzij ds geeft hij nu wel toe, dat Kuyper's standpunt üi het derde deel van do Gemeene Graüe, gewijzigd is^), „maar tocli werkt dat standpunt nog na." 5) En bovendien dat is geen verandering in de politieke zijde van de zaak. Van Lonkhuyzen zegt trouwens ook dat het oude standpunt (van Kuyper) in de politieke belijdenis nog ingenomen wordt als Dr Colijn in „Saevis Tranquilis in Undis" schrijft, dat „heden ten dage nog ten volle van kracht is, wat Kuyper in zijn toelichting op ons program van beginselen in 1878 schreef." i»)

't Is trouwens de ^Taag of het wijziging is van standpunt bij Kuyper, dan wel gevolg daarvan, dat den eenen keer de politicus, den anderen keer de theoloog schreef.

Van Lonkhuyzen is het dus met de verandering in de politieke belijdenis niets eens en heeft ook bezwaren tegen de wijziging der geloofsbelijdenis. In een vorig artikel heb ik de wijzigmg aange!geven door het uitgelaten gedeelte tusschen haken te plaatsen. Deze wijziging is volgens Van Lonkhuyzen alleen negatief, en de schrapping van een gedeelte geeft geen bevi-ediging.") Daai" is inderdaad veel waars in. Het nu bestaande artikel, met schrapping van die eene zinsnede, zal niet velen bevredigen. Van Lonkhuyzen komt dan met oen nieuw voorstel. Hij wil het artikel de volgende lezing geven: „Hmi ambt is niet alleen acht te nemen en te waken voor de politie, maar ook als dienaars en stadhouders Gods op hun tel-rein God te erkennen en zorg te dragen voof de eer van Gods naam, mitsgaders de christelijke keric en de christelijke religie te besche'rmen tegen de openlijke aanslagen des Boozen, die deze beide zoekt to vernietigen en in 't algemeen zulke christelijke wetten te maken, waardoor de komst van heit Koninlcrijk Gods in hel nationale leven bevorderd wordt." 12)

Nu lijkt deze wijziging niet zoo onjuist. In 1905 is iets weggenomen wat had kunnen blijven staan ('t Rijk van den Antichrist ten gronde te werpen). En er is wat blijven staan, wat er uit zou moeten (de hand houden aan den kerkedienst). Zoo gezien is de voorgestelde wijziging van Van Lonkhuyzen zeker beter. En toch wie 't artikel in de redactie- Van Lonkhuyzen leest, zou met zijn eigen woorden kunnen zeggen: „het oude standpunt (van art. 36 uit de 16e eeuw) werkt liier nog steeds na". Ik kan dat het best illustreeren aan een opmerlcing Van Van Lonkhuyzen in een noo.t tegen Janse. Maar daarvoor moet ik eerst iets over het standpunt van Janse zeggen.

Janse dan zegt in zijn: „De verhouding van de christelijke politiek tot de wereldsche": „De cliTis- Itenen hebben den schat van Gods Woord aan Israël na te gaan om nu in hmi tegenwoordige situatie den Heere te \'ragen, wat Zijn wil is". Hij wijst dan op voorbeelden als wetten tegen dierenmishandelmg en sociale wetten als uitingen van christelijke politiek. „De christelijke politiek SBeeft tegenover de idee dat het kapitaal, de gemeenschap, de staat, de persoonlijkbeid, de wetenschap, de socialisatie en nationalisme, die als Verlosser geëerd worden, te noemen den Naam van den Heere Jezus Christus. Wij zullen Zijn Woord liefhebben en onderzoeken. Zoo zijn wij het zout der aarde."i8) En over de taak der overheid voorde Kerk zegt hij, dat de overheid de burgerlijke rechten der Kerk moet beschermen en meer niet. Daartegen nu merkt Van Lonkhuyzen op: „alsof de overheid zelf buiten de religie en den dienst Van God zou staan, en niet God in Christus op haar terrein zou hebben te 'dienen." i^) Dat laatste is zeker waar. Maar^ ik geloof 'dat het niet waai" is — en hoop dat nader aan te toonen — als Van Lonkhuyzen hier Janse van doorslaan beschuldigt. Zeker, zegt Van Lonkhuyzen — „geen doopersche politiek — maar ook niet doorslaan". Wie uit dit gezichtspunt het voorstel-artikel van Van Lonkhuj^zen leest, zal concludeeren, dat hij zeker niet idoorslaat (en dat is een verdienste), maar ook niet deed, , wat hij biedoelde, de Schriftuurlijke lijn consequent doortrok. Terwijl 'hij zegt dat wel ge^ daan te hebben: De Schriftuurlijke grondslag van art. 36 heet zijn brochure immers. (En dat is te laken.) Onze conclusie moet zijn: we komen er met Van Lonkhuyzen niet uit.

Tenslotte stap ik in dit historisch gedeelte op een heel ander terrein over. Geen politiek, geen theologie — maar wijsbegeerte. En ik geef in 't kort het standpunt weer over deze kwestie van prof. Dooj'eweerd. Hij heeft het beginsel van de souvereiniteit in eigen kring ook toegepast en uitgewerkt op d'C verhouding van Kerk en Staat. Als typische fundeeringsfunctie van den Staat noemt prof. Dooyeweerd de zwaardmacht over een bepaald territoriaal begrensd gebied. Wanneer idit fundament niet aanwezig is, — is er van den Staat geen sprake. En als typische bestemmingsfunctie noemt hij het handhaven van de publieke rechtsgemeenschap tusschen overheid en onderdanen. Deze Staat kan niet geweerd worden van het terrein van het geloof. Daar de Staat geen geloofsverbaiid is, kan bij ook niet aan een kerkelij'ko belijdenis gebonden worden. Wel moet heel het staatsieven in den christelijken Staat gericht zijn op Christus. Dat kan pas als de idee van den christelijken staat in de volksovertuigmg is doorigedrongen. 1=)

Het is principieel verkeerd gedacht, aldus prof. Dooyeweerd dit grondprobleem van alle christelijke staatsleer te vereenzehdgen met dat inzake de verhouding van Staat en tijdelijk Kerkinstituut. 1^) De Staat heeft een politieke integreeringsfunctie in positief-christelijken zin, door in do belijdenis van Gods souvereiniteit in Christus Jezus als overheid aller wereldlijke overheden, heel de natuur in een christelijk-politieke geloofs gemeenschap te vereenigen.") Christus als Verlosser is noodwendig ide herschepper van den Kosmos. 1*)

Ik meen dat ons hier de weg gewezen wordtuit het moeras. Als ik daarbij nog eens in herhinering breng dat prof. Dooyeweerd in zijn brochure „De Christelijke staatsidee" gezegd heeft: Deze christelijke grondgedachte van het Koninkrijk Gods is het cenig mogelijke uitgangspunt van de christelijke staatsleer 1^), dat blijkt ons nu dat het Koninla-ijk Gods hier als „boven-tijidelijke kerk" staat tegenover „tijdelijke kerk-instituut". Dat verklaart waarschijnlijk ook het feit, waarop ik reeds Wees, dat jprof. Dooyeweerd., in plaats van Koninkrijk ook wel weer spreekt van Kerk. We zullen echter de in de Schrift gevonden onderscheiding tusschen Kerk en Koninkrijk hier moeten inbrengen en vasthouden.

Maar op deze manier moet er een weg' zijn om uit het moeras te komen. Ik mag nog wel even opmerken, dat dit standpunt van prof. Dooyeweerd weinig verscliilt van de conclusie van Janse, dat de overheid alleen de burgerlijke rechten van de Kerk heeft te handliaven en meer niet. AI vindt Dr van Lonkhuyzen dat dan doorslaan, ik kan dat nog steeds niet .anders zien als het 'doortrekken van de lijn der Scllrift en — als den eenigen weg om uit het moeras te komen.

Als ik in een volgend artikel 'de Sclxrift ga onderzoeken op dit bepaalde punt, zoek ik ook dien weg uit het moeras. En ik sluit me daarita gaarne aan bij prof. Dooyeweerd, die sclireef: „Maar ik waag hier de stelling neer te schrijven, dat onze tijd op staatkundig en maatschappelijk gebied aan niets zoo zeer behoefte heeft, als aan een inzicht in de constante structuur-pirincipes der menschelijke samenle^'ingsv'erblanden, gelijk die niet door de menschelijke rede zijn uitgedacht, doch in de wijsheid der Goddelijke wereldorde verankerd liggen." ^o)

Die goddelijke wijsheid in het Woord te onder zoeken, daartoe doe ik in het volgende a.rti!kel den eersten stap. 't Kan slechts één stap zijn, in zooverre ik nu in mijn onderzoek niet heel de Schrift kan betrekken, doch slechts een bepaald onderdeel. Dat is toch ook weer geen bezwaar wijl de Schrift zich zelf niet tegen spreekt. 1

JEn de publicatie van het resultaat van dat nauwelijks biegonnen onderzoek kan tot nader en verdergaand onderzoek stimuleeren en misschien re'eds van beteekenis zijn.


1) G. Kittel. Christus und Imperator. 1939.

2) 1 Clemens, 60.

3) TertuUianus. Ad Scapulam 2. Apologeticum, 30.

4) Martyrium v. Polycarpus, 10. 2.

5) S. G. de Graaf. De Heilige Schrift, 't Koninkrijk Gods en'de oorlog, p. 6.

6) De Graaf. De Heilige Schrift etc, p. 9.

7) Dr A. Kuyper. Ons Program *, p. 88, 89, 96, 98.

8) Kuyper. Gemeene Gratie, III, p. 133, 148, 150, 153 e.v. 152,

9) Van Lonkhuyzen. De Grondslagen, p. 7.

10) Dr H. Colijn. Sacris Tranquilis in Undis, p. 114, 115.

U) Van Lonkhuyzen. De Grondslagen, p. 5.

12) Van Lonkhuyzen. De Grondslagen, p. 41.

13) A. Janse. De verhouding van de christelijke politiek tot de wereldsche, p. 75—78.

14) V. Lonkhuyzen. De Gro'ndslagen, p, 8.

15) Dr H. Dooyevifeerd. Wijsbegeerte der Wetsidee, III, p. 331—458, en Stellinga in: Reformatie van het Calvinistisch denken, p. 240—244.

16) Dooyeweerd, III, p. 441.

17) Dooyeweerd, III, p. 447.

18) Dooyeweerd, III, p. 448.

19) Dooyeweerd. De Christelijke Staatsidee, p. 191

20) Dooyeweerd, III, p. 354.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1939

De Reformatie | 8 Pagina's