GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE DUITENLANDSCHE KERKEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE DUITENLANDSCHE KERKEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De doopstormule: „in"'of „tot"?

In „The Banner" van 14 Sept. 1939 komt een interessante gedachtenwisseling voor over een kwestie, die in de Chr. Geref. Kerk in Noord-Amerika bestaat met betrekking tot de doopstormule. Aanleiding tot dit debat was een antwoord, door Prof. D. H. Kromminga in de correspondentie-rubriek gegeven op een vraag over dit onderwerp. Rev. L. Verduin komt thans op tegen de door Prof. Kromminga gehuldigde voorstelHng. We geven zijn betoog en het daarop gepubliceerde antwoord van Prof. .Kromminga hieronder in verkorten vorm weer.

I. De meening van Rev. Ver duin.

In 1936 werd aan de synode van de Chr. Geref. Kerk voorgesteld om uit te spreken, dat degenen, die om ernstige redenen de voorkeur gaven aan de formule „in den naam" niet zouden worden lastig gevallen wegens afwijking van de vastgestelde liturgie. ' Maar de synode meende die uitspraak niet te kunnen doen.

Toch is de zaak belangrijk genoeg. De uitdrukking „Ik doop u tot den naam.van God" kan gemalikelijk aanleiding geven tot verkeerde denkbeelden in verband met het sacrament van den doop. De meeste menschen zullen door het steeds weer hooren van die uitdrukking licht tot de conclusie komen, dat'het kind door den doop in gemeenschap komt met den drieëenigen God. We zijn terecht bang voor de dwaling van een wedergeboorte door den doop; maar zou de gedachte van een inlijving (incorporation) door den doop minder bezwaarlijk zijn? Wij willen zeker niet onze menschen onder den indruk brengen, dat wij „in den naam" zijn omdat we gedoopt zijn; want we willen hun juist duidelijk maken, dat we gedoopt worden omdat we „in den naam" z ij n. Maar de bestaande liturgie leidt gemakkelijk tot dit misverstand.

Toch schijnt onze kerk daaraan niet genoeg aandacht te hebben geschonken, en de Amerikaansche Bijbelvertaling (Revised Version) zonder kritiek te hebben gevolgd. „In den naam" is gewijzigd in „tot den naam", zonder dat daarover werd gediscussieerd.

De moeilijkheid ligt in de vertaling van de oorspronkelijke formule, zooals ons die is gegeven in Mattli. 28:19: „eis te onoma". De meeste Bijbelvertalingen hebben die uitdrukking weergegeven met „in den naam". Slechts enkele vertalingen kozen „tot den naam". De vertaling hangt samen met exegetische kwesties; maar het gaat hier hoofdzakelijk om de vraag: wat beteekent het Grieksche voorzetsel „eis"?

Dikwijls zegt men, dat „eis" noodzakelijk een b e- weging of verandering aanduidt. Waar dat niet het geval is, wordt de praeposltie „en" gebruikt. We zouden dus moeten schrijven: ik viel „eis" (in) het water en toen w a s ik „en" (in) het water. Maar de Grieksche litteratuur laat duidelijk zien, dat die regel niet altijd opgaat; ook niet in het N.T.

Vooreergt zijn beide woorden o o r s p r o n k e 1 ij k één: „eis" is slechts een samentrekking van „en(s)". Vergelijk b.v. Mark. 4 : 8. Daarom behandelen verschillende grammatic'i deze woorden onder één hoofd, zooals Brugmann („Griechische Grammatik"), terwijl de bekende geleerde A. Th. Robertson letterlijk zegt, dat „eis" hetzelfde beteekent als „en". Ze verhouden zich tot elkaar als „ek" en „eks". In het moderne Grieksch duidt „eis" alle werkzaamheden aan, of er een beweging mee samengaat of niet. De praktijk was dus wel eenigszins anders dan de schoolgeleerden ons hebben willen doen gelooven!

Zoo zijn er voorbeelden, dat „eis" en „en" elkaar afwisjs-elen. Oude afschrijvers bekommerden zich er niet om, welke praepositie zij schreven, zooals blijkt uit sommige handschriften bij plaatsen als Mark. 2 : 1, Hand. 2:5, en vergelijking van Rom. 1:24 met 1 : 26, , Matth. 3 : 6 met Mark. 1:9, Matth. 24 : 18 met Mark. 13 : 16, Matth. 26 : 23 met Mark. 14 : 10.

Er zijn veel passages waar „eis" wordt gebruikt, terwijl de gedachte aan een beweging beslist afwezig is. Voorbeelden: Jezus woont „eis" Nazareth (Matth. 2:23); Hij zit „eis" den Olijfberg (Mare. 13:3); de Zoon is „eis" den schoot des Vaders (Joh. 1:18); Jezus' ziel wordt niet verlaten „eis" den Hades (Hand. 2 : 27); Filippus werd gevonden „eis" Azote (Hand. 8 : 40); Pau-

lus verblijft een tijdlang „eis" Azië (Hand. 19:22); Abraham woonde „eis" een vreemd land (Hebr. 11 : 9)^).

In al deze plaatsen zou de vertaling „naar" of „tot" iets onmogelijks zijn: de gedachte aan een beweging is zienderoogen afwezig. De vertaling „in den naam" is dan ook zeer goed houdbaar. Wijlen Dr A. T. Robertson, hierboven reeds genoemd, ontkende, dat „eis" in Matth. 28 : 19 de gedachte aan een beweging in zich bevatte. Dit is des te opmerkelijker, omdat hij als overtuigd Baptist aan de andere gedachte de voorkeur zou hebben gegeven op louter dogmatische gronden. Toch bracht zijn kennis van het Grieksch hem er toe, de gedachte van „tot den naam" te verwerpen.

Hier komt nog bij, dat het zoogenaamde statische „en" evengoed de gedachte aan een beweging in zich bevatten kan als het woord „eis". Herodes zet Johannes „en" de gevangenis (Matth. 14:3); Judas doopt de bete „en" den schotel (Matth. 26 : 23); menschen veranderen de waarheid Gods „en" een leugen (Rom. 1 : 25); enz.^).

Conclusie: men kan Matth. 28:19 rustig vertalen: „in den naam", en toch tegelijk een goed exegeet zijn. Intusschen is deze vertaling niet alleen houdbaar, maar zij verdient ook de voorkeur.

De vraag, waarop het artikel van Prof. Kromminga antwoord gaf, ging uit van de veronderstelling, dat „in den naam van" beteekende „op gezag van". Als dit werkelijk de beteekenis van die uitdrukking zou zijn, dan heeft het heele debat over „in" of „tot" geen zin meer. Want dan zien de woorden van de doopsformule in 't geheel niet op eenig komen „in" of „tot" de gemeenschap met den drieëenigen God, maar zeggen slechts, dat wij gedoopt worden op gezag van den drieëenigen God. Het bedoelde „Banner"-artikel schuift deze verklaring geheel terzijde als niet ter zake dienende. Maar dat gaat te ver. Het feit is nu eenmaal, dat verreweg de meerderheid der christenen hebben gemeend, dat de woorden van de doopsformule juist d i e beteekenis hadden. Reeds vroeg zag de kerk zich genoodzaakt, „eis te onoma" in het Latijn te vertalen; en zij deed dat met de Latijnsche uitdrukking „in nomine", dat klaarblijkelijk beteekent: „op gezag van". Het is heel gevaarlijk om dit te beschouwen als een misgreep van den kant der kerk in de eerste eeuwen. Dr A. Kuyper heeft die gedachte juist in dit verband afgewezen. En de gedachte aan autoriteit bij het doopsbevel gaat niet buiten de kwestie om; want Jezus laat aan dat bevel deze verklaring voorafgaan: „Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde". Dr Robertson sprak zich dan ook uit ten gunste van deze exegese.

En nü kunnen wij verklaren, waarom wij de voorkeur geven aan de vertaling: „in den naam". Deze is namelijk ruim, en laat meer dan één opvatting toe, •— precies zooals het oorspronkelijke woord! Als men een vertaling kan vinden, die evenveel interpretaties toelaat als de oorspronkelijke tekst, dan moet men die vertaling gebruiken. Ook voor hen, die meenen, dat de oorspronkelijke beteekenis moet zijn „tot den naam", is de vertaling „in den naam" aanvaardbaar. En alleen deze laatste omschrijving geeft de onderscheiden kerkedienaren de exegetische vrijheid, die hun rechtens toekomt. Wij moeten allen niet binden aan de exegese van sommigen. Dat is niet de goede gereformeerde traditie. Wij zijn niet officieel gebonden door de exegese, maar alleen door den tekst.

En tenslotte: „In den naam" verdient de voorkeur, omdat het meer gevrijwaard is tegen misverstand. We behoeven dan niet voortdurend te wijzen op wat we niet met de formule bedoelen.

n. Het standpunt van Prof. Kromminga. Prof. Kromminga begint met te zeggen, dat hij niet ntiet Rev. Verduin in debat meent te moeten treden om twee redenen: Rev. Verduin valt hem slechts op ondergeschikte punten aan, en bovendien heeft „The Banner" niet genoeg plaatsruimte voor een behoorlijke behandeling van het vraagstuk.

lo Zijn vroeger gegeven antwoord betrof slechts de vraag, of er een gunstige gelegenheid was om de zaak weer aan de orde te stellen. Rev. Verduin beoogt echter de discussie zelf, en betoogt, dat het standpunt der synode volkomen verkeerd is geweest.

Bovendien is de wijziging als volgt tot stand gekomen: één van onze synodes had de Amerikaansche herziene Bijbelvertaling aanbevolen voor kerkelijk gebruik. Natuurlijk heeft de synode van 1936 geweigerd, de deur te openen voor afwijking van de officieel aanvaarde terminologie van ons doopsformulier, nadat tevoren de formulieren nauwkeurig in overeenstemming waren gebracht met de vanwege de synode aanbevolen Bijbelvertaling.

Prof. Kromminga verwondert zich er over, dat de vraag, die Rev. Verduin met zooveel kracht op den voorgrond stelt, al niet veel eerder in die mate tot uiting is gekomen.

2e. Een beantwoording van Rev. Verduin zou natuurlijk voor dezen aanleiding zijn tot het voortzetten van de discussie, waarvan het einde niet nauwkeurig is te bepalen. Daarbij zou Prof. Kromminga zijn waardeering moeten uitspreken voor het feit, dat hij ook volgens het oordeel van Rev. Verduin de oude schoolgeleerden aan zijn zijde heeft. Hij zou er op moeten wijzen, dat de gedachte van rust en beweging eerder verbonden is met de praeposities dan met den naamval dien zij regeeren, wat ook Robertson toegeeft („A Grammar...", pag. 591, 468, 520). Ook al meent men met Rev. Verduin, dat „eis" en „en" elkaar kunnen afwisselen

enz., dan nog zou de door hem afgewezen vertaling van „eis te onoma" niet onmogelijk zijn geworden. Ook zou nog op te merken zijn, dat in de door Rev. Verduin gegeven voorbeelden rekening dient te worden gehouden met het tekstverband, vooral met de werkwoorden.

Een andere vraag zou ook nog zijn, in hoeverre de voorzetsels „eis" en „en" elkaar kunnen afwisselen. Daartoe zouden nog meer voorbeelden moeten worden geciteerd dan die van Rev. Verduin. Ook over de opvatting van Dr Robertson zou nog kunnen worden gediscussieerd.

Dit geldt eveneens van de Latijnsche vertaling „in nomine". Deze is afkomstig van Hieronymus, difi al niet meer in den allereersten tijd van het christendom kan worden gesteld. Oudere vertalingen zijn niet betrouwbaar. En Dr A. Kuyper achtte de vertaling van de Vulgata onjuist („Dictaten Dogmatiek", L. d. S., pag. 118); hij meent dat „onoma" aangeeft het element waarin men gedoopt wordt. Vgl. E Voto II, pag. 525.

En wat het laatste argument van Rev. Ve'rduin betreft, dat n.l. de vertaling „in den naam" meer vrijheid laat: zal dit de wrijving tusschen de beide meeningen verminderen? Is het niet noodig duidelijk te zeggen wat wij met de doopsformule bedoelen? De vertaling „tot den naam" geeft de juiste verklaring van de beteekenis van den doop, niet alleen negatief (tegen doops-„inlijving" enz.), maar ook positief (de doop betuigt en versterkt en bevestigt juist die relatie met Gods reddende openbaring).

Prof. Kromminga ziet een beteren weg dan een discussie in „The Banner": dat de bezwaarde broeders een uitvoerige en weloverwogen uiteenzetting van hun opvattingen en grieven aan de komende synode aanbieden in den vorm van een voorstel of een gravamen. De synode zal zeer waarschijnlijk dan wel een commissie benoemen om dit vraagstuk in studie te nemen, en onderwijl zullen de leden der kerken niet noodeloos in onrust worden gebracht door eindeloos twistgeschrijf; ook al moet hierbij worden opgemerkt, dat de liturgische geschriften niet op één lijn staan met de belijdenisschriften, en het dus niet een kwestie van belijdenisinterpretatie betreft.

In een postscriptum merkt Prof. Kromminga nog op, dat de Nederlandsche formule „in den naam" even gemakkelijk kan worden opgevat als een accusatief, die een beweging insluit, dan wel als een datief, die autoriteit aangeeft.


^) Rev. Verduin geeft nog meer voorbeelden; de hier geciteerde spreken m.i. echter het meest. — L. D.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE DUITENLANDSCHE KERKEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1939

De Reformatie | 8 Pagina's