GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De beteekenis van ’t kerkelijk belijden voor het wijsgeerig denken. 3.

De feiten zijn toch maar, om verder te gaan, dat alle uitgeworpenen zijn gebannen als „scheurmakers". Ook dat zware woord verbergt men, wanneer het noodig is, achter den soepelen en rekbaren term „ordeverstoring", en wekt zoo bij simpele zielen den indruk alsof het eigenlijk heelemaal geen leerkwestie was en ook niet de verschrikkelijke zonde van schetumaking, doch alleen maar een soort holderdeboldertrek, een tikje oveiftiaasting en wat onregelmatigheid in het optreden. Maar het feit blijft, dat in het allereerste proces de hier bedoelde zonde is omschreven met de termen van — en daarmee ook in haar ernst is gequalificeerd naar — den catalogus uit het avondmaalsförmulier. En men mag honderd maal ver-. zekeren: we hebben niemand van het avondmaal gehouden, men bewijst daarmee slechts eigen lichtzinnigheid: als men de zonde constateert en qualificeert met het avondmaalsformulier, moest men den moed hebben ze ook als zoodanig te straffen. En tenslotte is het de vraag niet, of men al dan niet den moed gehad heeft iemand van (het avondmaal te houden — er zijn wel gevallen, dat men van het avondmaal geweerd werd alleen om het beleggen van een voorlichtingsvergadering. Doch dit is de hoofdzaak: nu men eenmaal het woord „scheurmaking" gebruikt heeft en het ook geladen heeft, officieel, met den strakken ernst van het avondmaalsformulier, nu b e t e e k e n t het woord, eiken keer dat een kerkeraad of gemeentelid het waagt een broeder aldus te benoemen, de open. lijke vermaning om zichzelf van de tafel des Heeren te onthouden opdat zijn gericht en verdoemenis niet des te zwaarder worde. Zoolang het vonnis „scheurmaking" gehandhaafd wordt, waar dan ook en tegen wien dan ook, is het de openlijke verkondiging, dat de zoodanige geen deel heeft in het rijk van Christus.

En omdat men zelf het zoo gezegd heeft — niemand heeft om deze qualificatie van de weigering der binding of van de daad der vrijmaking gevraagd! — daarom beteekent dit noodwendig het einde van de samenwerking, ook in dit vereenigingsverband. Als men in de kerk van een broeder zeggen durft, dat hij ontrouw werd aan de Heilige Schrift, zooals de kerk daarvan belijdenis deed in de drie formulieren, en hem deswege uitbant als iemand die geen deel heeft in het rijk van Christus, dan moet men de consequenties hier -durven trekken. Als men in de k e r k zegt, dat iemands voeten staan op den weg die eindigt in de buitenste duisternis, moet men hem hier niet begroeten als iemand die getrokken is uit de duisternis tot het wonderbaar Ucht. Als ik naar het vonnis der kerk geen deel heb in het rijk van Cliristus, dan kan men hier niet handhaven dat ik het koningschap van Christus voor de wetenschap getrouw belijd. Ik spreek hier dus niet over de ellende dat we dagelijks worden opgejaagd en vervolgd, dat collega's binnen 24 uur met hun heele hebben en houden op straat worden gezet, dat men ons voor de rechtbank sleept, waar men ronduit zegt dat de verhouding tusschen plaatselijke kerk en kerkverband bij ons is als in de Ned. Herv. kerk en daarom ook van den rechter een uitspraak vraagt in denzelfderi geest als van zijn collega's, die rondom 1886 vonnis wezen tegen de Doleerenden. Dat alles komt er wel bij, en het bewijst met welk een consequentie en Rücksichtslosigkeit men den strijd in de kerk doorzet. Maar de grondkwestie is toch, dat men volhoudt dat onze leer binnen de Geref. kerken nog nooit geduld is, en dat men ons deswege scheurmakers noemt in den zin van het avondmaalsformulier.

En zoolang de zaken zoo staan, is er geen mogelijkheid om in dit verband langer samen te werken. M.i. had hier dan ook een bestuursvoorstel moeten zijn, om de vrijgemaakte leden te royeeren. Nu het er niet is, en waarschijnlijk ook niet komen zal, zullen de vrijgemaakten zelf de consequenties maar moeten trekken.

Men kan niet den weg opgaan van Prof. Dooyeweerd. Om concreet te zijn — het is alleen ter illustratie —: als Ds Popma naar zijn eigen woorden in de krant bewust en in vollen ernst de vonnissen voor zijn rekening neemt, en het oordeel daarover wil overlaten aan God, die rechtvaardig oordeelt, dan bestaat het eenvoudig niet dat hij en ik tegelijk lid kunnen zijn van deze vereeniging.

Men kan evenmin zeggen: de verschilpimten raken de wijsbegeerte niet, • het gaat slechts om afgeleide confessioneele kwestietjes als veronderstelde wedergeboorte etc. Het is niet waar; de werken van Prof f. Vollenhoven en Dooyeweerd bewijzen het tegendeel. Het verbond is fundamenteel voor alle wijsgeerig denken over de structuur van kerk en gezin; en vooral: dogmatisch ligt het groote verschil in de vraag van de waarachtigheid Gods. De vrijgemaakten zullen nimmer bereid zijn de antinomie in het spreken Gods te belijden. Ach ja, „te houden voor wedergeboren" of ook: te besdhouwen als deelend in de wederbarende genade des Geestes — het schijnt wel heel afgeleid confessioneel en alleiminst fundamenteelwijsgeerig. Maar het beteekent, dat ik het woord der belofte, dat ik in Gods naam en op zijn bevel met den doop verzegel aan het kind N. N., — dat ik dat woord moet houden voor een „ja" totdat het een „neen" blijkt te zijn. Hoe deze antinomie zich ooit rijmen laat met de belijdenis op wijsgeerig terrein van Christus die de Waarheid is, zooals Prof. D. dat iheeft gewild, vermag ik niet üi te zien.

En dit moge ik nog toevoegen: laat niemand verwachten, dat de vervangingsformule toenadering teweeg zal brengen. In vrijgemaakte kringen veroordeelt men deze formule niet slechts om de redenen, die ik onlangs in De Reformatie noemde, doch ook omdat ze van alle formules uit den laatsten tijd de meest onwaarachtige is. Hier is alle profetie gestorven. Want de profeten zeiden: ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken. Maar Utrecht 1946 sprak: .we zijn verlegen. Daarom zeggen we maar iets.

Dat ik het uiteenvallen van deze vereeniging betreur, behoef ik wel niet te verzekeren. De ontwikkeling van de wijsbegeerte der wetsidee is wel buitengewoon tragisch. Dat haar aanhangers in de kerk geen toekomst hebben, verstaat iedereen die inziet, dat het werk der laatste synodes aan het streven dezer wijsbegeerte zonder meer vijandig is. Dat kan alleen voorbijzien wie zich liet verblinden door het feit, dat de synodes dit wijsgeerig werk slechts voorloopig onge­ moeid hebben gelaten, en ook nog maar naar den s c h ij n, omdat ze metterdaad deze wijsbegeerte in het hart (hebben getroffen. Men grijpt ginds gretig aan den steun ook van leden onzer vereeniging om andere leden uit de kerk te werpen. Men vindt het best, dat deze organisatie zichzelf verteert. En voorzoover ze dat niet zou doen, heeft dit synodale regiem toch altijd nog den steim van die inrichting waaraan deze wijsbegeerte enkele katheders bezet. Ze wordt daar bij benoemingen stelselmatig genegeerd en tegengestaan; men rijdt ze op dood spoor. Maar dat leden dezer vereeniging zelf er toe bereid zouden zijn, om den grondslag der vereeniging in de kerk te verloochenen, en degenen die daaraan trouw bleven uit te werpen, had in 1936 zeker niemand vermoed.

Nu het edhter gebeurd is, en men dit bewust en in vollen ernst overgeeft aan God, die een rechtvaardig Rechter is, nu kan geen enkele vrijgemaakte doen alsof het niet is geschied. Hij moet inzien, dat daarmee de grondslag dezer vereeniging is verloochend en de band der gemeenschap eenzijdig radicaal is doorgesneden, met schending van alle normen die we bij de toetreding met onze handteekening als basis ook van deze werkgemeenschap hadden beleden. Het is om die reden, dat ik den secretaris verzoek er nota van te nemen, dat ik na vandaag niet langer als Ud der vereeniging beschouwd wil worden, en ik wek de vrijsemaakte broeders op in dienzelfden geest zidh uit te spreken. En wanneer iemand behoefte mocht gevoelen om over dezen gang van zaken zijn leedwezen uit te spreken, dan moge ik voor mij alvast bij voorbaat antwoorden, dat ik daaraan slechts geloof kan schenken, zoodra hij dat leedwezen bewijst metterdaad —

in de kerk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 oktober 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 oktober 1946

De Reformatie | 8 Pagina's