GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het vierde formulier van eenigheid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het vierde formulier van eenigheid.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

21

We hebben ons vorig artikel ingezet met eer, niet vriendelijk woord; spraken we niet-van lap-werk?

Ook dezen keer moeten we wel even onbartelijk schijnen: we gebruiken wéér dat woord. U moogt, voor wat naij betreft, ook wel spreken van leg-werk.

We denken aan zóóiets, als we ntl.. in het vervolg lezen:

„Eveneens nullen de omders hij de opvoeding hv/nner kinderen altijd uitgaan van de belofte des rverhonds, en daarop pleiter^'.

Dat een uitspraak als deze op de plaats, waar zij staat, geheel het stuk laat lijken op een leg-werk (welk woord lan^ niet altijd de bij-gedachte van harmonie heeft, en hier zéker niet), zal niemand verwonderen, die zich herinnert, dat we nog pas een uitspraak hebben gehad over het „beschouwen en behandelen" (n.l. van de kinderen).

Eerst is in het stuk gezegd: hoe men de kinderen moet beschouwen en behandelen.

Thans: hoe men ze moet opvoeden, en waarvan men bij de opvoeding moet uitgaan.

Nu is „opvoeden" een gedeelte van het „bejegenen" of „beh, andelen". In de uitspraak over het „behandelen" is dus de „opvoeding" al begrepen.

Voorts is „beschouwen" een gedeelte van het „uitgaan" van een of ander standpunt.

In dè uitspraak over het „beschouwen" is dus het „u i t g a a n" van dat standpunt al begrepen.

Men krijgt dus een leg-werk van losse uitspralien. De ééne wordt gelegd naast de andere. Ze handelen zoo ongeveer over dezelfde zaak maar ze klinken toch anders. De ééne klinkt meer B, de andere meer A; de ééne meer koppig-synodocratisch, de andere meer „bezwaard". En nu liggen ze daar naast elkaar vriendelijk U aan te kijken. Ben loflied op de synodale leg-kunst.

Maar missdhien denkt iemand: de eerste uitspraak spreekt er over hoe „de Kerk" de kinderen moet beschouwen en behandelen, en de tweede, van welk gegeven „de ouders" moeten uitgaan bij de opvoeding. En mogelijk denkt zoo iemand: derhalve spreken die beide uitspraken niet over dezelfde zaak. „Kerk", dat is wat anders dan „ouders"

We kunnen er in komen. Maar we bedenken toch aanstonds daarnevens, dat „de Kerk" in de doopvragen „de ouders" laat bekennen wat „de Kerk" bekent als grond voor dè door „de ouders" begeerde en door „de Kerk" nu geschiedende „behandeling" van het kind, we bedoelen: de bediening van den doop aan de kinderen. Bekent gij, ouders, mèt de Kerk, dat < 1« kindenen in Christus geheiligd z^n en daarom behooren gedoopt te wezen? Hier „beschouwen" en , ; behandelen" de ouders en de Kerk de kinderen zóó, dat datgene, waarvan de Kerk uitgaat, hetzelfde is als dat waarvan de ouders uitgaan.

We moeten er maar niet - langer om heen praten: in beide leg-stukjes, beide uitspraken, gaat het over hetzelfde thema: hoe moet ik de kinderen beschouwen en behandelen?

Dat beide uitspraken anders „klinken", we reeds opgemerkt. hebben

Maar is het onderscheid soms ook iets meer dan een k 1 a nk-verschil ? Is het onderscheid ook zakelijk?

Wij gelooven het wel.

Noem eens de uitspraak over het beschouwen en behandelen als deelende in de wederbarende genade van den H. Geestl' uitspraa, k A.

En noem de andere over het uitgaan van de belofte des verbonds: uitspraak B.

We kimnen het verschil dan zóó aanduiden:

A gaat uit van een feit, dat ondersteld werd.

B gaat uit van een belofte, die

Ja, wat moet daar nu eigenlijk staan?

Een belofte, die gegeven werd?

Of: een belofte, die misschien gegeven werd? En nu maar verondersteld?

Helaas is men daar nooit zeker van bij déze formulier^ kunstenaars. Want hier wreekt zich het onduidelijke belofte-begrip. Er zijn er, in het gindsche kamp, , die de stelling aandurven, dat den niet-uitverkorenen ook niets beloofd is. Zij zullen dus zeggen: de ouders moeten (in formule B) uitgaan van een o n-derstelde belofte: indien het kind uitverkoren is, DAN is er ook een heusche belofte aan gedaan (de „onvoorwaardelijke heilsbelofte aan de uitverkorenen"). Voor hün besef staat het dan zóó:

A gaat uit van een ondersteldfeit.

B gaat óók uit van een ondersteld feit (de belofte is dan: het feit van het beloven, het onderstelde feit).

In dézen gedachtengang is dus in zooverre eenige innerlijke harmonie, dat zoowel A als B zich met onderstelde grootheden ophouden. Verder gaat evenwel de harmonie dan niet, want A gaat uit van het onderstelde feit van de vervulling der belofte en B van het eveneens onderstelde feit van de" a f 1 e g-g i n g der belofte. A gaat uit van het onderstelde feit der vervulling der onderstelde belofte als eener reeds geschiede vervulling. En B wil, dat men op die belofte „pleiten" zal; dat geeft dan den indruk, dat degene, die staat te „pleiten" nog lang niet overtuigd is van het reeds geschied-z ij n der beloftevervulling; hij pleit immers en pleiten geschiedt om een zeker goed, dat nog niet in onze handen is, te verwerven.

Maar niet iedereen zal zich dadelijk in d e z e interpretatie kunnen vinden. Zij zullen een anderen gedachtengang volgen.

Welken?

Wel, vooreerst zullen ze zeggen: om ergens op te pleiten, moet er iets concreets gezegd zijn. Iets waar men houvast aan heeft, en dat rechtsgeldig is. Men kan toch moeilijk pleiten als er geen re ch t sgrond .gegeven is? Kan iemand „pleiten" op „een misschien"? Nog wel bij God? Of houdt „pleiten" in, dat men zegt: er is een belofte gedaan, waar God „niet af kan", zooals de volksmond zoo teekenend zich hooren laat?

Men kan niet pleiten-op een m o g e 1 ij k e verkiezing.

Evenmin kan men pleiten op een (onderstelden, of beweerden, maar door Diermanse-Noordtzij-Lindeboom ontkenden) 'Goddelijken regel om de uitverkorenen te wederbaren vóór hun geboorte (of doop). Een regel, waarop dan, naar geopenbaard is, uitzonderingen bestaan. Het bekende Prae-advies zei wel: men moet en mag de uitzonderingen verwaarloozen! Maar wie een pleit voert, die mag niet verwaarloozen het feit, dat God zich het reoht van het maken van uitzonderingen voorbehouden heeft (we spreken nu even van het standpunt dergenen uit, die zulk een „regel" (zij het dan met uitzonderingen); hebben durven stellen).

Maar — zoo hoor ik sommigen zeggen — er zijn nog andere mogelijkheden.

Gelooft men, dat God den regel volgt, de'kinderen te wederbaren vóór hun geboorte (of doop), dan zal hij, die van zijn kind begint te onderstellen, dat het niet tot de uitzonderingen behoort, pleiten, dat God tot ontwikkeling, tot ontplooiing brenge wat reeds (aan nieuw leven) geacht wordt aanwezig t3 zijn. Het pleiten houdt dan in: ik neem aan, dat Gij, o God, in het kind begonnen zijt; wilt Gij dan ook hetgeen begonnen is, tot de voltooiing brengen? Zoo iemand pleit dan op de inderdaad geopenbaarde door God aan zichzelf bewezen en altijd weer te be-' wijzen trouw. Hij laat Zijn eigen werk niet in den steek. Dat is tenminste iets om op te pleiten. Maar verder is er ook niets. Want als God zich het recht van'uitzondering, .maken , op den onderstelden regel (wederbaren vóór de geboorte) uitdrukkelijk heeft voorbehouden, dan hebben wij toch nergens op te pleiten, indien er niets rechtsgeldigs met zekerheid beloofd is ? Ik kan toch niet pleiten op mijn waardigheid, die mij boven het niveau der uitzonderingen verheft ?

Gelooft iemand daarentegen, dat er een belofte ligt, krachtens welke de kinderen zijn te bsschouvfen als wedergeboren èf te wederbaren, dan kan hij het probleem van het „pleiten" (op het standpunt van dit 4e formulier) weer anders probeeren aan te vatten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 april 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

Het vierde formulier van eenigheid.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 april 1947

De Reformatie | 8 Pagina's