GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het vierde formulier van eenigheid. 25 (slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het vierde formulier van eenigheid. 25 (slot)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

We kunnen nu verder zeer kort zijn.

Dit artikel zal ons laatste zijn. Er ware over wat nog rest veel te zeggen, maar we hebben de ons gestelde grens reeds eenigszins overschreden^ en willen andere artikelen laten verschijnen.

Daarom nu nog slechts dit.

Het vierde formulier vervolgt:

„Daarom dankt en looft de kerk den Heere voor zijn vaderlijke goedheid en barmhartigheid, die Hij „ons en onzen kinderen" bewezen heeft”.

Ieder bemerkt aanstonds, dat hier een aanhaling gegeven wordt uit het dankgebed na den doop. Een passage, waarover, althans bij ons, ieder het eens is. Prof. Greijdanus heeft erop gewezen, dat dit dankgebed door de kerk in alle eeuw gebeden worden kan. En du niet alleen. Hij voegde er aan toe, dat zij, zoo vaak zij deze woorden op de lippen neemt, telkens dankt voor een voorrecht, dat de kerk van gister had, en die van heden hééft, en die van morgen hebben zal. In deze woorden dankt de kerk den Heere voor wat in het begin van het formulier genoemd is als inhoud der van ZIJN kant gedane belofte.

In alle verbonden evenwel zijn twee deelen begrepen (de liturgie van de Palts, 1567, Daniël III, 124: nach dem aber in einem jeden Bund, beide theil sich verpflichten, so verheissen auch wir Gott dem Vater, Sohn und H. Geist). Die twee deelen behooren bij elkaar; waarom dan ook die belofte niet kr.acht-dadig tot zaligheid wordt, indien de e i s c h wordt verworpen (hetgeen intusschen nooit geschiedt, dan in en door en met de verwerping van Gods belofte). Indien wij dus van ONZEN kant aan God den Vader, den Zoon, den Geest niet beloven (, , verheissen") zal die belofte, die de kerk als een , , schenking" aanmerkt, hetgeen zij terecht doet, ook niet krachtdadig zijn tot zaligheid. Wat het 4e formulier van het sacrament (de verzegelde belofte) zegt, dat zeggen wij ook van de belofte zelf: zonder geloof brengt ze geen NUT.

Even ongeoorloofd nu als het is, dat men in de lezing van het eerste, dogmatische, deel van het formulier belofte van eisch zou scheiden, even ongeoorloofd is het, het dankgebed, waarin de kerk dankt voor wat God in de bediening van Christus' heil aan de kerk „geschonken" heeft, zou losmaken van hetgeen tevoren gezegd is omtrent de onlosmakelijke eenheid van belofte en bevel.

Het is zoo jammer, dat men zoo dikwijls bij de herinnering aan wat de H. (3eest doet, alleen maar oog heeft voor wat Hij in de individuen doet ter „toepassing" van wat Christus „verworven" heeft. Maar we hebben er reeds aan herinnerd, dat de oude theologen het werk van den H. Geest breeder hebben gezien. Als de prediking tot de kerk komt, dan komt tot haar de H. Gees t. Als de kinderen ter schole gaan in de catechisatie, dan gaan ze ter schole bij den H. Geest (Ursiniis). En voor die heils-en ogenbaringshistorische werking van den H. Geest dankt de kerk nu, bij voorbaat reeds insluitende alle kinderen ook van later eeuw. Een andere uitlegging is niet mogelijk, wil men althans aan de formulieren en de confessie getrouw zijn. Want het doopsformulier (om nu maar te zwijgen van den catechismus) zegt, dat (ïod ons zijn Verbond (d.w.z. de beloften) verzegelt; en als het dankgebed na den doop dus na de bekende woorden, hierboven bedoeld, zegt: , , en ons dit met den heiligen doop bezegelt en bekrachtigt", dan MOET het woordje „DIT" slaan op wat beloofd is, en alzóó „geschonken" is. Anders zou het formulier zichzelf weerspreken.

Het is dan ook geen wonder, maar ligt in de zooeven getrokken lijn, dat in een verwant dankgebed, n.l. uit het boek van Th. Hugues, die van liturgie van de Palts afhankelijk is (Daniël, a.w. 130) de kerk aldus dankt: dat Gij ons en onzen kinderen in Uw lieven Zoon Jezus Christus alle onze zonden vergeven en ons door Uw Heiligen Geest tot lidmaten van ZIJN LICHAAM en tot kinderen van UW HUIS aangenomen hebt, en dit alles ons met den heiligen doop hebt bezegeld en bekrachtigd (Daniël 134)".'Ook de verdere tekst van dit dankgebed herinnert döorloopend aan het ons bekende dankgebed. Bij dit voor den KINDER-doop gebruikte dankgebed uit het boek van Hugues ontbreekt elke bewering van de wedergeboorte van het kind. Maar als hetzelfde boek een formulier bevat voor den doop van een VOLWASSENE, ja, DAN staat er in het dankgebed (na dfen doop): „Geef onzen nieuwen broeder (zuster) Uw Heiligen Geest, opdat hij (zij), DIE NU WEDERGEBOREN en door onzen Heere Jezus Christus tot erfgenaam van de eeuwige zaligheid gemaakt is, ook eeuwig uw dienaar moge blijven etc", (137/8).

Maar het vierde formulier der synodocratische gemeenschap laat ons geen twijfel erover, dat ZIJ de dingen anders ziet. Ze ligt nog steeds in dte lijn van het Praeadvies. Zij begint de herinnering aan de besproken woorden uit het dankgebed met de beteekenisvolle uitdrukking „DAAROM”.

Daarom.

Waarom?

Om de tevoren aangehaalde realiteit, dat de doop beteekent de afwassching der zonden door het bloed en den Geest van Jezus Christus. Prof. Veenhof, in zijn door ons gepubliceerden „Open Brief" (zie vorig artikel) heeft aangetoond, dat dit in DEZEN kring niet anders kan beteekenen dan hetgeen ligt in het verlengde van het „nog volkomen onaangetast in de Acta staande synodale besluit", „dat wie weigert te gelooven, dat de sacramenten aanwezig geloof verzegelen, in strijd komt met de belijdenis”.

Derhalve: het FORMULIER VAN DEN DOOP zegt: Dit verzegelt en bekrachtigt Gij. Dit. Wat? Het verbond, de belofte, de SC hjenking, die rechtsgeldige belofte is.

Maar het synodocratische formulier zegt: DIT verzegelt en bekrachtigt Gij. Dit. Wat? De inwendige, aanwezige genade.

We constateeren dus, dat het woordje , .DAAROM" in dit nieuwe stuk nog steeds hetzelfde „daarom" is, als in 1905 geponeerd werd, toen daar op de bekende wijze geredeneerd werd (vgl. Praeadvies): „schenken" werd ook daar geïnterpreteerd als: doordringen tot het binnenste van het hart als acte van den H. Geest, & .& geschied was.

Wordt dus hier, bij verwijdering van het deksel, dat op de kerkelijke aangezichten gelegd werd, open­ baar, welk verschil er is tusschen de klassieke en de gedeformeerde theologie, dan kunnen ons verder de slotopmerkingen maar matig meer interesseeren. Wat daar verder gezegd wordt, is repetitie van woorden, die iedfer onderschrijven kan, al moet erbij gezegd worden, dat de „interpretatie" ter eener zijde zal afwijken van die ter anderer zijde. We denken aan wat er staat over de „waarrheid" van het sacrament. De synodale commissie, die met den vroegeren candidaat Schilder „gehandeld" heeft toonde, deze woorden niet te verstaan, toen zij zeide, dat een sacrament, zou het WAARLIJK sacrament zijn, inwendige aanwezige genade moest verzegelen. We hebben destijds over deze uitdrukking breed geschreven, en zwijgen er verder over.

Zoo zwijgen we ook over de beroemde „refutatie", die slechts een kinderhand vult. In artikel 194 der Acta van Utrecht 1946 lazen we, dat dr Kraan, mede namens dr Hoek, zich voldaan verklaard heeft, en het nieuwe product tenslotte aanvaard heeft, omdat or een , , refutatie" (weerlegging, afwijzing van kettersche meening) in opgenomen was.

Men spitst de ooren. Wat zöu het wezen?

De troost is zoo schraal als de oogst mager is. De geruststellende refutatie, die dr Kraan c.s. deed heenstappen over hun dogmatische bedenkingen (aan de ethische kwamen ze niet toe), komt hierop neer, dat de synode afwees elke opvatting, die in de leer des verbonds niet tot haar recht laat komen de verkiezing Gods en de krachtdadige werking van den H. Geest en die de verbondsbelofte laat opgaan in een voorwaardelijke toezegging.

Men hebbe zijn „refutatie”.

Onze gereformeerden ktmnen ze aanstonds onderschrijven. Want er is er geen een zoo dwaas, om aan de hier afgewezen verwaarloozing zich schuldig te verklaren of te maken; en er is ook niet een, die het in zijn hoofd haalt de verbondsbelofte te laten opgaan in een voorwaardelijke toezegging. Zulke nonsens halen alleen individualisten zich in het hoofd, en de in dezen theoretisch-impotenten, die erkenning van het aan de GEMEENSCHAP toekomende Geesteswerk „verbondscollectivisme” noemen.

Conclusie: dit vierde formulier aanvaarden we nooit. En — men wist dit natuurlijk zeer wel, toen men het opstelde, en ons inviteerde tot een samenspreking.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

Het vierde formulier van eenigheid. 25 (slot)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's