GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De geboorte van Christus, den door Job begeerden reine uit den onreine

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geboorte van Christus, den door Job begeerden reine uit den onreine

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie zal een reine geven uit den onreine? Niet één. Job 14 : 4. En zij baarde haar eerstgeboren zoon, en wond hem in doeken, en lelde hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg. Lucas 2 : 7.

We gaan ook het kerstfeest van 1950 vieren met , nog heel veel onven'uld verlangen in ons hart. Het • is vermoeiend voor het vleesch om dit telkens weer te zeggen. Het is nog veel vermoeiender voor het vleesch om in deze werkelijkheid te leven en tot feestvieren geroepen te worden. De krijgsverrichtingen in (en de besprekingen der politici met betrekking tot) Korea zijn de horribele demonstratie van het feit, dat c-en nieuw en verschrikkelijk wereldconflict elk oogenblik tot een afschuwelijke ontwikkeling kan leiden. Daarvan ondervinden we nu al de gevo'gen: de vele beperkingen, die ons worden opgelegd terwille van de in vollen gang zijnde herbewapening, de duurte van de levensbehoeften, de schaarschte van materialen en dergelijke. Ook beginnen de gevolgen van de souvereiniteitsoverdraeht in Indonesië aan het regiem van Soekarno zich zoowel ginds als hier pijn'ijk te doen gevoelen. En als gevolg van het feit, dat de menschheid, generaal gesproken, op deze gebeurtenissen reageert in voortgaande verharding tegen en toenemenden afval van den levenden God, wordt de kerkjen het volk Gods steeds meer in den hoek gedrukt. Steeds meer gaan ons ontbreken de BE'WIJZEN van Gods gunst, de BE'WIJZEN, dat Hij zijn rijke beloften aan ons vervult.

Nu is het zeker waar — en dat is ons reeds tot troost — dat deze gang van zaken niet in strijd is met den kerstvrede, waarvan de engelen boven Efrata's ve'den zongen. Wij mogen gelooven, dat God' ook nu bezig is den toen bezongen kerstvrede uit te werken in de gebeurtenissen van den tijd. We mogen gelooven, dat God, die ons steeds meer BE'WIJZEN van zijn gunst afneemt, juist daardoor ons geloof in den eenmaal gewerkten en sindsdien bevestigden kerstvrede tot zijn hoogste spanning opvoert, en zoo ons toerust tot den strijd van den eindtijd. Maar het is ook waar, dat zoolang deze strijd nog niet is uitgestreden, ook de volle uitwerking van den kerstvrede nog niet is gekomen. Het is ook waar, dat zoolang deze strijd niet is uitgestreden, ons nog heel veel onthouden wordt van datgene, wat de Heere ons toch heeft toegezegd als wij gehoorzaam wandelen in zijn wegen. Dat grijpt diep in ons aller leven in. En dat doet ons — als het goed met ons staat — roepen tot den Heere om de vervulling van wat Hij ons heeft toegezegd. We gaan onze zaak, de zaak van de door God zelf ons geschonken rechten bepleiten bij den Heere.

Dat we dat kunnen doen is een rijkdom, die in den kerstnacht de Heere begonnen is ons te schenken. Immers kunnen wij onze verbondsrechten alleen maar bij den Heere bepleiten, omdat we eèn Pleitbezorger hebben, die voor Gods aangezicht kan bestaan. Iemand, die. als mensch onze zaak volkomen kent, maar die ook bij God aanvaardbaar is, omdat Hij zelf zonde gekend heeft noch gedaan, en ook ons aller ongerechtigheden gedragen heeft.

Naar zulk een Pleitbezorger heeft vurig verlangd Gods zeer geplaagde knecht Job. Dat verlangen heeft hij uitgeklaagd in de woorden: „Wie zal een reine geven uit den onreine? Niet één". Hoe is Job tot deze klacht gekomen? Wel, zijn-geschiedenis is bekend.

Job was een rechtvaardige. De Heere zelf zegt van hem, dat hij was oprecht en vroom, godvreezend en wijkend van het kwaad. Hij leefde naar de regelen van het genadeverbond. Geloovig had hij Gods beloften, in dat verbond gegeven, aanvaard. Geloovig had hij ook gewandeld in de wegen, waarop de Heere komt met de vervulling van zijn toezeggingen. De Heere had zijn knecht-Job dan ook overladen met de BE­ 'WIJZEN van zijn gunst. Maar plotseling ontnam hem de Heere alles, waarin de gunst des Heeren tastbaar voor hem geworden was. Niets hield hij tenslotte meer over. En dat begrijpt Job niet. Hij begrijpt niet, dat de Heere, die op verbondsgehoorzaamheid toch groote loon heeft toegezegd, hem dat loon nu onthoudt en hem zelfs slaat op verschrikkelijke wijze. Daarbij komt, dat zijn drie vrienden: E'ifaz, Bildad en Zofar hem eenstemmig voorhouden, dat zij dit doen Gods wel begrijpen. Er is volgens hen maar één verklaring voor: Job moet een zondaar zijn. Job heeft volgens hen wel den vromen man uitgehangen, maar in het geheim heeft hij niet gedaan naar de vreeze des Heeren. In het geheim zal hij wel de armen hebben verdrukt, zich ten koste van anderen onrechtmatig hebben verrijkt, of wat dan ook. Volgens hen moet Job een verbonds-

breker zijn. Anders zou de Heere hem niet slaan. Ze hebben daarbij een simpel lijkende redeneering gevolgd om tot die conc'.usie te komen. De Heere heeft toch gezegd, dat het den rechtvaardige wèl, en den booze kwalijk gaan zal? Welnu, zij concludeeren nu terug: Job wordt 'door den Heere geslagen, DUS hij is een zondaar, hij is een verbondsbreker!

Maar Job aanvaardt deze probleemstelling niet. Hij houdt vast aan Gods souvereine verhevenheid boven ' zijn volk. Als Job God moest ziei; in het schema zijner vrienden, dan ware hij God kwijt geweest. Want hij weet van zichzelf: in mij was geen boos en onge'oovig hart om af te wijken van den Heere. Daarom wil Job zijn zaak voor den Heere brengen. De brandende begeerte komt in hem op om van God zelf een uitspraak te verkrijgen in het twistgeding met zijn vrienden.

En tevens zou hij ook met den Heere zelf willen twisten. Immers, als de Heere als rechtvaardige Rechter moet zeggen: „Job heeft mijn verbond niet verbroken, in hem was geen boos en ongeloovig hart om van mij af te wijken", dan komt verscherpt naar voren de vraag: „Maar waarom, o God, doet ge mij dan dit leed aan? Waarom moet ik dan de BEWIJZEN van uw gunst missen, die ge mij toch be'oofd heb als ik ga in uw weg? " Daarover zou Job met den Heere willen procedeeren.

Maar Job is geen farizeër die zich een eigen gerechtigheid voor God wil oprichten. Job weet: als de Heere van zijn kant met mij in het recht wilde treden, en met mij zou gaan procedeeren naar de regelen van het , , werkverbond", dan kan ik niet bestaan. Ook ik ben in zonde ontvangen en in ongerechtigheid geboren. Hoe zou ik dan, als God mij buiten het gen a deverbond om zou willen aanzien, kunnen bestaan? Och, zijn eigen toestand maakt het immers volkomen duidelijk wat er van hem overblijven moet. As de Heere hem beoordeelt naar de regelen van het ook door Job niet gehouden werkverbond, dan zou zijn plaats niet eens kunnen zijn op den mesthoop om zich daar met potscherven te krabben.

Toch zou Job piet den Heere willen procedeeren en zijn zaak bij God willen bepleiten. Daarom komt in den loop van het twistgesprek met zijn vrienden de gedachte bij hem op, dat een ander voor hem zijn zaak zou kunnen bepleiten bij den Heere. Die ander zou echt mensch moeten zijn, om Jobs geding met den Heere te kunnen voeren. A'leen als echt mensch zou hij immers de zaak van zijn medemensch Job recht kunnen behartigen. Die ander zou echter ook een rein mensch moeten zijn. Die ander zou voor de vierschaar Gods vrijuit moeten gaan ook als de Heere hem ging meten aan de regelen van het werkverbond. Die ander zou niét schuldig moeten worden bevonden aan Adams eerste zonde, om zoo met den Almach'ige te kunnen procedeeren om de rechten van het genadeverbond uitgekeerd te krijgen.

Welnu, als Maria haar eerstgeboren zoon baart, is aan dit verlangen van Job voldaan. Dan is gegeven een Reine uit den onreine. Uitdrukkelijk, heeft de engel, die Christus' geboorte aankondigde, immers tot Maria gezegd: „dat heilige, dat uit u geboren zal worden enz.". Deze mensch, Jezus Christus, zal gaan pleiten voor de rechtvaardigen-naar-het-genadeverbond, voor degenen, die den Heere vreezen en zijn verbond houden. Hun rechten zal Hij voor den hemelschen Rechter erkend kunnen krijgen, omdat Hij, ontvangen van den Heiligen Geest en geboren uit de maagd Maria, met zijn volkomen onschuld en heiligheid hun zonden, waarin zij ontvangen en geboren zijn, voor Gods aangezicht bedekt.

Maar als we dan het geboortebericht uit Lucas 2 : 7 lezen, dan komt de vraag op: eeft Job toch geen gelijk gehad, toen hij zichzelf op zijn eigen vraag het antwoord: Niet één" gaf? Als we dat geboortebericht lezen, moet dan niet de vraag opkomen, hoe ooit dit pasgeboren Kind zal kunnen pleiten voor zijn broeders bij den Vader?

Om te beginnen staat er dat Maria baarde. Ook van haar, die toch den Reine ter wereld bracht, werd de barenssmart niet geweerd. En waarom is er de barenssmart der vrouw? Toch om de schuld van het „werkverbond"!

Om den val en ongehoorzaamheid van Eva in het paradijs heeft de Heere tot haar gezegd: „Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, name ijk uwer dracht. Met smart zult gij kinderen baren." Die bepaalde strafbed.'ening aan Eva is niet een toevalligheid. Juist deze straf ontvangt de vrouw, omdat zij door haar eerste zonde niet anders meer kan doen dan onreine kinderen ter wereld brengen. Zij kan den Heere alleen nog maar geven: kinderen des tooms, kinderen die zijn afkeer en walging en zijn heiligen toorn opwekken, onheilig zaad, dat de Heere verwerpen moet, als Hij het aanziet zooa's het is in zichzelf. Wanneer nu ook moeder Maria barenssmart heeft om de eerste vrucht van haar schoot, wordt toch haar eerste Zoon immers geboren als ware hij een onreine! Als ware ook Hij onheilig zaad, een kind des toorns. Hoe zal dit kind dan ooit de zaak van Job en van al Gods knechten bij den Heere kunnen bepleiten ? '

Er is nog meer, dat ons die vraag stellen doet als we het geboortebericht uit Lucas 2 : 7 lezen. Er s'aat immers ook, dat dit Kind werd gekleed. Zij wond het in doeken. En ook dat gekleed worden is er in de wered om den vloek Gods vanwege het verbroken „werkverbond". Adam en Eva schaamden zich na hun eerste zonde, omdat zij naakt waren. Waarom? Omdat na hun overtreding het lichaam geworden is het instrument, waarvan zich een bedorven hart bedient. Nu komen de zonden zichtbaar in de wereld door het lichaam, zooals weleer des menschen gehoorzaamheid daaraan zichtbaar werd. Met name de door het zondige hart in dienst genomen sexualiteit is NU geworden de aan het lichaam zichtbaar wordende zelfzucht van het g a n s c h e menschenhart in a 1 zijn uitingen. Als de Heere die naaktheid in het paradijs bedekt door het geven van een Icleed, dan is dat om de zonde te beteugelen en den door Hem gewilden geschiedenis-voortgang mogelijk te maken. Maar dat het kleed noodig is, komt toch vanwege de zonde, komt toch, omdat de mensch na Adams val in zonde wordt ontvangen en in ongerechtigheid geboren. En zie daar, nu wordt Christus door Maria gekleed, als ware ook Hij in Adam bagrepen met al de anderen mee! Als ware ook Z ij n lichaam nu instrument van een verdorven hart! Heeft Job dan geen gelijk als hij zijn eigen vraag: Wie zal een reine geven uit de onreine", beantwoordt met: Niet één"?

Er is nog een derde ding, dat die vraag doet opkomen. Hij werd niet alleen geboren als ware Hij een onreine. Hij werd niet alleen gekleed als ware Hij een onreine. Hij werd ook verworpen als ware Hij een onreine. Maria legde haar eerste kindje immers in de kribbe, omdat voor Hem geen rlaats was in de herberg. Hij werd verworpen als onwaardig om de Messiaansche taak te vervul en. De geest van het Farizeïsme zet Hem buiten de deur van de herberg. Als hoerenkind w'ordt Hij van God verworpen geacht. Hem treft wat Job van zijn drie vrienden overkwam. En Israël voltrekt zelf het vonnis alvast maar aan dit Kind van de buiten de echt zwanger geworden Maria. Hier is als het voorspel van het straks bij het kruis te zingen koraal-van-de-haat:

„Laat God u verlossen, als Hij u welgezind i s". En God ver'.oste Hem niet, van het kruis niet, maar ook al niet van de kribbe. Hij wordt inderdaad als Job van God geslagen, als ware Hij onrein. Hoe zal Hij dan kunnen pleiten voor Zijn broeders bij God?

Bij het licht der Schriften moet het antwoord luiden: juist nu zal Hij straks kunnen pleiten. Daarvan heeft Jobs vierde vriend Elihu al gesproken. Opnemend Jobs gedachte aan een Advocaat die voor Hem zijn zaak bij God zal behartigen zegt Elihu, dat het eerste werk van den door Job begeerden Pleitbezorger zal moeten zijn: verzoening te vinden. Eerst zal Hij in moeten komen in de schuld, die maakt dat Job zijn eigen zaak bij God niet behartigen kan. Eerst zullen ons aller ongerechtigheden op Hem moeten aanloopen, eerst zal Hij zijn ziel tot een schuldoffer moeten stellen, voor Hij zaad zal zien, en voor Hij voor dat zaad zal kunnen tusschentreden bij den Vader met zijn volbrachte offer.

Daarom werd deze Reine geboren als ware Hij onrein. Had zijn moeder barenssmarten om Hem, als ware ook Hij een kind des toorns, in zonde ontvangen en in ongerechtigheid geboren. Daarom werd Hij ook gek'eed. Zoo komt Hij in onzen nood. Ons lichaam is vanwege Adams overtreding instrument van een zondig hart geworden, dat daarom bedekt moet worden. Daarom wordt Christus NU in doeken gewonden en straks worden Hem de kleeren van het lijf gerukt om a's den grooten Afzichtelijke publiek tentoon gesteld te kunnen worden. Daarom wordt Christus NU uit de herberg gehouden als een verworpene, en wordt Hij straks buiten de stad Jerusalem geleid, moet-Hij buiten de poort lijden, en buiten de poort klagen: Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?

Nu zijn ons Maria's barenssmarten, en Christus' doeken, en zijn kribbe in den stal oorzaak van groote vreugde. Oorzaak van Kerstvreugde niet het minst in 1950. Want ook om die dingen weten we nu, dat wij een volmaakten Advocaat hebben in den hemel, die eerst onze Plaatsbekleeder werd, opdat Hij daardoor zou kunnen worden onze Zaakwaarnemer bij den troon des Vaders. Tot Hem ga daarom steeds meer en in steeds sterker geloof onze gedachte uit. De BE-•WIJZEN van Gods gunst worden immers steeds spaarzamer in deze wered. Dat hoeft en mag ons niet onbewogen laten. Dat mag en moet ons steeds meer dringen tot den roep:

Uw Koninkrijk koom' toch, o Heer, ach, werp den troon des Satans neer, regeer ons door Uw Geest en Woord, Uw lof word' eens alom gehoord en d' aarde met Uw vrees vervuld, totdat g' Uw rijk volmaken zult!

Dat gebed wordt gehoord. Daarvan zijn we zeker, omdat we, geloovig het kerstevangelie lezend, mogen zeggen: Ik weet, mijn Goël, mijn zondevern'eler, leeft, en treedt voor ons tusschen bij den Vader, om van Hem de verhooring onzer bede op te eischen.

J. P. V. d. STOEL Jr.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 december 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

De geboorte van Christus, den door Job begeerden reine uit den onreine

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 december 1950

De Reformatie | 8 Pagina's