GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE NIEUWE BIJBELVERTALING (VII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE NIEUWE BIJBELVERTALING (VII)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDARTIKEL

(ENIGE VOORLOPIGE OPMERKINGEN)

Aan het slot van het vorige artikel stelde ik de vraag, of er niet iets op te vinden was geweest, om wanneer handschriften en vertalingen onderling markante verschillen aanwijzen, zodanig onderscheid ook in de vertaling te verdisconteren.

Ik kom tot die vraag, naar aanleiding van het opmerkelijke verschil tussen hebreeuwse en griekse tekst bij 1 Sam. 6 : 19a. Nu versta ik volkomen de moeilijkheid, waarvoor de commissie hier en in soortgelijke gevallen zich gesteld zag. Tenslotte moet men een keus doen.

Maar ik wil toch eens de gedachte in overweging geven, of het niet mogelijk is ook in vertalingen een critisch apparaat op te nemen in de geest, zoals we dat ook in onze hebreeuwse en griekse tekstedities hebben.

In die uitgaven worden nl. in het critisch apparaat aan de voet van de bladzij allerlei varianten in handschriften en oude vertalingen vermeld, soms tot in détails toe.

Nu denk ik er natuurlijk niet aan, om in een vertaling de mensen te vermoeien met de opsomming van alle mogelijke kleine verschilletjes, die zakelijk niets betekenen en die ze bovendien niet Kunnen beoordelen.

Maar het zou voor mijn besef toch wel iets waard zijn, als het bijbellezend publiek toch kennis droeg van de belangrijkste afwijkingen. Was er iets tegen, om bij 1 Sam. 6 : 19 in een noot onder aan de bladzij te schrijven: 'Overweging verdient ook de lezing van de Septuaginta, die hier heeft: 'De zonen van Jechonja echter verheugden zich niet' etc?

Ik meen, dat een dergelijk systeem in heel wat vertalingspuzzles groot nut had kunnen afwerpen. Blijkbaar heeft de commissie zich op het standpunt gesteld, of ook een opdracht ontvangen, om zelf een keus te doen, en dan uitsluitend die ene mogelijkheid als vertaling voor te leggen aan het volk. Ik kan daar wel inkomen. Maar ik vraag me toch af of de door mij geopperde methode niet de voorkeur verdient.

Want ik meen, dat men op die wijze een oplossing had kunnen vinden in onderscheiden gevallen:

a) in gevallen als 1 Sam. 6 : 19, waar oude vertalingen en (of) handschriften een belangrijke afwijking hebben;

b) in gevallen, waarin de vertaling van het hebreeuwse woord min of meer onzeker is. Ik noem als voorbeeld Richt. 5 : 7, waar N.B.G. bij het hebreeuwse 'perazon' aan 'leiders' denkt, terwijl ik prefereer de vertaling 'dorp'. In zulk een geval zou de methode, die ik zou willen suggereren, geleid hebben tot de Vertaling: 'Leiders ontbraken in Israël'. Doch in een noot had de aantekening kunnen komen: 'De betekenis van het woord, dat hier vertaald werd door 'leiders' staat niet helemaal vast. Sommigen denken aan 'dorpen', en willen dan vertalen: 'Het dorpsleven in Israël lag stil';

c) in gevallen, waarin de tekst wel vaststaat, en ook de betekenis der woorden wel bekend is, doch men om andere redenen het over de vertaling niet helemaal eens kon w^orden. Ik zou het pleit willen voeren voor de methode om m zulke gevallen niet bij meerderheid van stemmen één bepaalde vertaling op te nemen, noch met een compromisvertaling het meningsverschil te overwinnen, doch te besluiten tot het opnemen van alternatie f-vertalingen.

Misschien mag ik aan de hand van enkele voorbeelden verduidelijken, wat ik bedoel. Betrekkelijk willekeurig kies ik Job. 2 : 9, Pred. 3 : 12, Jes. 7 : 14, 2 Olm. 3 : 16.

Om maar met de laatste tekst, dus 2 Tim. 3 : 16, te beginnen: de St. Vert, heeft hier: 'Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot leering'. In gereformeerde kringen is deze plaats veelal gehanteerd als bewijs voor het dogma der inspiratie, en daarmee hangt 't samen dat velen van ons aan deze vertaling uiterst gehecht zijn. N.B.G. komt nu met de vertaling : 'Elk van God ingegeven Schriftwoord is ook nuttig om te o n d e r r i c h t e n enz.'. Zo vertaald, kan men de indruk krijgen, dat er volgens Paulus ook niet-ingegeven schriftwoorden zijn, waarmee deze plaats als inspiratiebewijs uiteraard vervalt.

Hoe moeten we nu kiezen? Als ik me goed herinner, heeft Ds v. d. Waal onlangs, mee op grond van deze vertaling, nogal gewaarschuwd tegen de nieuwe vertaling als geheel. Anderen, b.v. Ds Vrieze van Heemstede, denken hier anders. Men zie zijn artikel, dat hij schreef in het door hem geredigeerde kerkblad van 24 Febr. j.l., dat we opnemen in de Persschouw van deze week.

Persoonlijk ben ik het, al is dat helemaal niet belangrijk, ten dele met beide scribenten eens. Ik geef met Ds V. d. Waal de voorkeur aan de Statenvertaling, maar ik ben het met Ds Vrieze eens, dat de keus tussen beide vertalingen afhankelijk is van het verband. En dat de beslissing niet mag genomen worden op grond van bepaalde dogmatische overtuigingen. Ik geloof, dat de inspiratie door de Schrift zelf duidelijk wordt geleerd; maar ik meen, dat dat geloof niet beslissend mag zijn bij de vertaling in concreto, omdat de enige vraag hier is: wat bedoelt Paulus in dit verband? Dat ik dan toch, anders dan Ds Vrieze, de voorkeur geef aan de St. Vert, hangt samen met het feit, dat m.i. het verband iets anders zegt dan Ds Vrieze wil. Ik kan dat hier niet breed uiteenzetten ; ik mag verwijzen naar de commentaar van Schlatter, die maar het mij voorkomt ook hier de zin juist heeft gegrepen.

Doch dat kan verder blijven rusten. Hier is het me alleen om één ding begonnen: beide vertalingen zijn mogelijk en te verdedigen! Ieder zal voor zichzelf moeten beslissen. Doch daarom lijkt het me ook verkeerd in een vertaling voor algemeen gebruik, en zonder bewijsvoering, één vertahng min of meer op te leggen. Ik bedoel met dit laatste werkwoord niets onaangenaams. Maar de grote massa moet afgaan op het woord van deskundigen in aangelegenheden als deze. Doch ik geloof, dat deskundigen iii gevallen, waarin twee vertalingen beide mogelijk zijn en in aanmerking komen, dat ook maar rustig moeten zeggen. Ik had dus hier het beter gevonden, wanneer men bij de vertaling, die men in de tekst opnam, een noot had geplaatst aan de voet van de pagina: 'Men kan ook vertalen: Al de Schrift is van God ingegeven en is nuttig etc'.

En nu P r e d. 3 : 12. Ik heb de indruk, dat de commentaar van Prof. Aalders op Prediker, hier nogal van invloed is geweest. Prof. Aalders zat trouwens zelf in de commissie, en het ligt voor de hand, dat hij bij boeken, die hij nauwkeurig had bestudeerd zijn opvattingen ook krachtig heeft verdedigd. Ik zou zelf ook zo gehandeld hebben.

De St. Vert, heeft hier: 'Ik heb gemerkt, dat e r niets beters voor hen is, dan zich te V e r b 1 ij d e n'. Prof. Aalders in zijn commentaar voert heel wat argumenten aan voor zijn these, dat de hier gebezigde hebreeuwse uitdrukking betekent: 'het staat niet in hun macht'. Daarom vertaalt hij zakelijk precies als de commissie het doet in N.B.G.: 'Ik heb ingezien, dat het niet inhun eigen macht staat, maar als men zich v e r h e u g t dan is dat een gave Gods'.

Persoonlijk ben ik onder de indruk gekomen van Prof. Aalders' argumentatie, en ik geloof dat de hebreeuwse term betekenen kan, wat hij daaronder verstaat. Maar ik ben niet overtuigd, dat die term dat persé betekenen moet. M.a.w. ik meen, dat ook de vertaling van de St. Vert, verantwoord is. En dan staat men weer voor een alternatief. En het hangt dan weer grotendeels af van de visie, op het verband, welke vertaling men kiest. Dan meen ik, dat in dit geval de St. Vert, de voorkeur verdient. Weer kan ik er niet aan denken, om dat in den brede uiteen te zetten; ik zou dan eigen exegese tegenover die van Aalders moeten geven, en argument tegenover argument moeten plaatsen, en dat zou allemaal nogal veel tijd en ruimte vragen.

Hier zeg ik alleen maar: had men geopteerd voor het systeem van alternatief-vertalingen, dan had wat mij betreft de opvatting van Aalder^in de tekst weergegeven kunnen zijn; maar men had, door de opvatting van de St. Vert, in een noot te verwerken, de lezers ook kort kunnen zeggen, dat een andere exegese en vertaling ook in aanmerking komt.

Door een alternatief-vertaling dwingt men de lezer zelf om na te denken. De meesten zullen uiteraard niet in staat zijn, zelf de finesses van een vertaling te controleren. Maar als de vertaling zelf helder en duidelijk is, kan ieder zich uit het verband een gedachte vormen omtrent gedachtengang etc, en daardoor ook het voor en tegen van altematiefvertalingen gaan overwegen. Aandacht en oplettendheid bij de bijbellezing zouden daarmee worden gediend, naar ik meen. En tevens zou men bij de Schriftlezing aan tafel op deze wijze een vruchtbaar gesprek kunnen krijgen met de kinderen over de vraag, wat de Here in een gelezen Schriftdeel bedoelt te zeggen.

Het is geen schade, als men tot de mensen zegt in bepaalde gevallen: het kan zus vertaald worden, maar ook zo. Het zou wel een schade betekenen, als men leerde, blindelings steunende op deskundigen-die-hetwel-zuUen-weten vluchtig te lezen, en zonder eigen

oordeel alles maar te slikken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 juni 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

DE NIEUWE BIJBELVERTALING (VII)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 juni 1952

De Reformatie | 8 Pagina's