GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Revue 1994 - pagina 76

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Revue 1994 - pagina 76

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

om is het zo moeilijk directeuren te vinden, dat het eenlingen aan bureautjes zijn die alleen af en toe projectmatig leiding geven. In de structuur van de huidige musea is de conservator een eenling met als eindstation een tentoonstelling. Leiding geven en met budgetten omgaan zit vaak niet in het dagelijkse werk. En als je dat tien jaar na je afstuderen niet gedaan hebt, wordt het ook niets meer. In de musea moet meer aandacht zijn voor de opvolging en niet alleen voor de eminente specialist aan het bureau. Je moet je organisatie zo structureren dat er opleiding is, dat mensen kunnen doorgroeien. We moeten meer opvolgers klaarstomen."

6

vrije

werkgroepen. Nu zijn de studenten nauwelijks ingelezen of ze moeten naar het volgende studiepunt. Dat is heel erg jammer. Dus je moet het vaak doen met zeer gemotiveerde mensen die zich ver boven de gestelde studie-eisen willen inzetten." Een van De Leeuws meer dan vijftien bestuurlijke functies ("Maar daar ga ik nu in schrappen.") vervult hij in het dagelijks bestuur van de Onderzoekschool Kunstgeschiedenis in oprichting. Een samenwerkingsverband waarin de kunsthistorische afdelingen van de universiteiten en enkele grote museale instellingen zijn vertegenwoordigd en die tot doel heeft de (museale) praktijk en de wetenschap te combineren. Post-docs kunnen in de toekomst via deze onderzoekschool kunsthistorisch onderzoek doen en enige tijd in een museum werken. "Er is veel onderzoek dat weinig maatschappelijke context heeft. Een museum biedt dat in sterke mate en heeft bovendien andere middelen. Wij denken dat zo'n instituut daarom een goede zaak is", legt De Leeuw uit.

Jobsatisfactie Maar ook zonder directeursambities kan een aanzienlijk deel van de kunsthistorici fluiten naar een baan in de branche. Veertien procent is werkloos, bleek onlangs nog uit onderzoek. Niet zo vreemd, vindt De Leeuw. "Werken met kunst biedt allerlei mogelijkheden om heel gelukkig te worden. De mobiliteit is heel klein omdat de 'jobsatisfactie' groot is." De moraal: de student kunstgeschiedenis moet zich niet laten verblinden door de glamour van het vak. "Er zijn veel mensen die op hun 45ste jaar verzuurd van het ene kleine klusje naar het andere gaan. Een doctorstitel biedt nauwelijks grotere kansen. Voor een museum moetje artikelen kunnen schrijven en praktisch inzetbaar zijn. Je moet kunnen regelen en de concentratie kunnen opbrengen om te schrijven. Je moet beide kunnen", weet De Leeuw uit ervaring. Toen hij vacatures had voor het Van Cogh Museum, nodigde hij mensen uit van wie hij de naam al kende omdat ze gepubliceerd hadden of aan een tentoonstelling hadden meegewerkt. "Daar proberen we jonge mensen de gelegenheid voor te geven. Dat is een nadeel van de kortere studieduur. Vroeger deden we veel tentoonstellingen met

Kwaliteitsfase Dat juist De Leeuw bijzonder hoogleraar kunstgeschiedenis aan de VU wordt, is niet toevallig. In 1990 organiseerde hij in samenwerking met het kunsthistorisch instituut van de VU de succesvolle tentoonstelling 'De schilders van tachtig'. In zijn nieuwe rol gaat hij zich bezighouden met museumbeleid en de geschiedenis van het verzamelen in de negentiende en twintigste eeuw, een idee van het Vrije Universiteitsfonds en de (nieuwe) Jan Vethstichting. De Leeuw onderstreept dat hij bij de uitvoering van zijn opdracht het kunstvoorwerp centraal zal stellen. "Want ik ben kunsthistoricus en directeur van een kunstmuseum en zal het dus niet hebben over een abstract museumbeleid. Ik zal het hebben over de geschiedenis van een kunstvoorwerp vanaf het moment dat het zijn maker verlaat.

Universiteit

Revue

amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

Revue | 120 Pagina's

Revue 1994 - pagina 76

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

Revue | 120 Pagina's