Studentenalmanak 1914 - pagina 149
FARRAGO 139
maar heeft het object, het waargenomen voorwerp, daarbij niets
te zeggen ? Moet dit ook aan zekere voorwaarden en wetten vol-
doen, om schoonheidsgenieting in den mensch te weeg te brengen?
Of berust de schoonheidsgewaarwording alleen op eene aange-
borene of allengs in den strijd om het bestaan verworvene orga-
nisatie van den menschelijken geest; gaat de aanschouwing ge-
heel in „Einfühlung" op, in subjectieve vermenschelijking van
het aanschouwde voorwerp, zooals de gansche wereld volgens
sommige wijsgeeren met uitzondering of met insluiting van een
„Ding an sich" des menschen voorstelling is? En indien dit
phaenomenalisme onhoudbaar en het object, evenmin in de aes-
thetica als in eenige andere wetenschap, te elimineeren is, waarin
bestaat dan de schoonheid van het object? Komt het daarbij
enkel en alleen op den vorm aan, zoodat de kunstenaar totaal
vrij is in de keuze van zijne stof, en ook het intiemste en het
schandelijkste tentoonstellen mag, indien hij het maar op schoone
wijze doet? Of is schoonheid naar haar wezen aan inhoud, dus
aan waarheid en goedheid verbonden, en is het, indien al mo-
gelijk, ook werkelijk geoorloofd, om deze trias te verbreken? Is
in één woord satan schoon, als hij verschijnt als een engel des
hchts?
Altemaal vragen, die hier niet meer beantwoord kunnen
worden, maar die dienen om gedachten te wekken, en om te doen
zien, hoe wij in de aesthetica voor diezelfde problemen komen
te staan, die in de kenleer ter sprake komen en de verhouding
raken van subject en object, van ik en niet-ik, van mensch en
wereld. Het spreekt dus ook vanzelf, dat ieder aestheticus bij de
beantwoording dezer vragen op dat standpunt staat, dat hij in
het algemeen bij de wijsbegeerte inneemt, en daarmede opnieuw
het bewijs levert, dat het denken steeds door eene wereldbe-
schouwing wordt beheerscht.
Daarom ten slotte nog slechts enkele opmerkingen. De
aanschouwing, die wij boven leerden kennen als het middel,
waardoor het schoone waargenomen wordt, wijst zelve terug op
een schoonheidszin, die van nature aan den mensch eigen is,
evenals dat ook met godsdienst, zedelijkheid, kennis enz. het
geval is. De mensch is niet monistisch en niet evolutionistisch
te begrijpen; hij is en was, zoover wij in de historie terug kun-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914
Studentenalmanak | 236 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914
Studentenalmanak | 236 Pagina's