Studentenalmanak 1937 - pagina 109

reeds eeuwenlang algemeen gangbare studententype

werd aan de V. U. gecopieerd, zij het ook hier en daar

doordrongen van christelijke elementen en ontdaan van

zijn meest heidensche vormen.

Overgenomen werd de leuze: de studentenmaatschappij

los en onafhankelijk van de burgerlijke maatschappij,

maar geloochend kon en kan hier nog nooit worden, dat

de grondslag maar één vrijheid kent en gebiedend voor-

schrijft : de christelijke, ook voor den student.

Verdedigd en vastgehouden werd door velen de ge-

dachte aan eigen wetten en eigen moraal voor den stu-

dent, maar binnen onzen kring kon dit principe nooit tot

volle ontplooiing komen, omdat als logisch uitvloeisel

van den voor alle partijen gelijken grondslag geëischt

werd, dat ook voor den student de algemeen zedelijke

normen gehandhaafd zouden blijven. Vandaar dat het

instituut van de tucht over een veel grooter aantal ge-

vallen uitgestrekt werd, dan aan andere universiteiten.

Op dezen grond is dan ook alleen het opnemen van een

artikel als artikel 13 in ons H. R. te verklaren. Nood-

zakelijkerwijze moest zich zoo aan de V. U. een studen-

tentype ontwikkelen, dat een sterk dualistischen trek ver-

toonde, waarvan de rudimenten ook nu nog, ondanks de

steeds verder doorwerkende democratiseering van het

studentenleven in het algemeen, welke in niet geringe

mate gesteund wordt door de benarde tijdsomstandig-

heden, die den student als het ware dwingen tot de juiste

proporties terug te keeren, aanwezig zijn.

Schriftelijk is omtrent deze verhouding van Corps tot

Academischen Senaat zoo goed als niets geregeld. Art.

6 en 7 der Statuten; art. 19b van het H.R.; art. 18 van de

Instr. voor den Senaat; art. 15a en e van de Instr. voor

de Almanakcommissie en art. 19 van de Instr. voor de

Gezelligheidscommissie, ziedaar alle bepalingen, waarin

over de V.U. en den Rector Magnificus gerept wordt.

Door dit laatste te constateeren komen wij vanzelf tot

het tweede beheerschende moment betreffende de

bovengenoemde verhouding; immers, aangezien iedere

afdoende schriftelijke regeling afwezig is, kan men daar-

105

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen