Vrije Universiteitsblad 1948 - pagina 102

ORATIES EN COLLEGES Aan afwisseling heeft het in de eerste maanden van het nieuwe academiejaar niet ontbroken. H e t gewone academische leven voltrekt zich in alle stilte. Er worden coUeges gegeven en tentamens en examens afgenomen. Er wordt thuis en op de bibliotheek gestudeerd. Hoogleraren en studenten zijn aan het werk. E n hoe rustiger dit alles' toegaat, des te meer kan men er van overtuigd zijn, dat goede vruchten rijpen. Toch doen zich soms verschijnselen voor, die op zichzelve een onderbreking betekenen in den normalen gang van het academische leven en die niettemin geen slecht teken zijn voor den bloei der Universiteit. Dergelijke verschijnselen mag ik in dit artikel memoreren. Zij traden aan het licht in oraties en colleges. Er is een hele reeks van oraties geweest. Eén er van was heel normaal. Wanneer in September de overdracht van het rectoraat heeft plaats gehad, verlopen er niet meer dan vier of vijf weken, of de twintigste October breekt aan. D a t is de geboortedag van de Vrije Universiteit. E n dit feit pleegt gevierd te worden met het uitspreken van een oratie door den Rector Magnificus. De eer. om deze te houden viel dit jaar aan Prof. Dr F. W. Grosheide te beurt. Hij handelde in een interessante rede, die bereids het licht gezien heeft, over de bevooroordeeldheid der exegese. Zij was duidelijk en goed te volgen, gelijk wij van dezen nestor onzer Theologische faculteit gewend zijn. Maar behalve deze oratie hebben wij nog ettelijke andere te beluisteren gekregen. E n dat gebeurde niet naar de elk jaar weerkerende, gewone orde der dingen. Het waren de oraties van de nieuwbenoemde hoogleraren en andere docenten aan onze Universiteit. De hoogleraren van de Economische faculteit, over welker opening ik in het vorige nummer reeds iets mocht vertellen, hebben naar academischen regel op plechtige wijze met het uitspreken van een rede over een onderwerp uit de aan elk hunner toevertrouwde vakken hun intrede gedaan in de rij van het docentencorps. In volgorde van leeftijd zijn zij opgetreden: Prof. Dr Z. W. Sneller, Prof. Dr F . L. van Muiswinkel en Prof. Dr J . Zijlstra. Het is hier niet de plaats van deze redevoeringen een verslag te geven. Genoeg zij te vermelden, dat ze alle drie door een groot publiek aangehoord werden en niet nagelaten hebben, elk naar eigen 1938

aard en op eigen wijze, een uitnemenden indruk te maken. Met het vermelden van deze oraties ben ik evenwel nog niet klaar. Daarnaast hebben ook enkele lectoren de universitaire belangstelling gevraagd. Als zodanig moeten genoemd worden Dr G. de Jong in de Economische faculteit. Dr C. C. Jonker in de Wis- en Natuurkundige faculteit en Dr A. Kuypers in de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte. Lectoren begiunen gewooidijk hun arbeid niet gelijk hoogleraren met het uitspreken van een redevoering in een openbare zitting van den academischen Senaat. Bij hen gaat het op iets minder plechtige wijze toe. Zij volstaan, binnen het kader van de gewone colleges, met het geven van een openbare les, die behalve door andere belangstellenden, speciaal familieleden, ook door vele leden van den Senaat pleegt bijgewoond te worden. Aan een dergelijke openbare les zelf wordt evenwel, niet minder dan aan de inaugurele oratie van den nieuw-optredenden hoogleraar, een bijzondere zorg besteed. Het bijwonen van en het luisteren naar deze onderscheidene redevoeriagen en lessen heeft, gelijk vanzelf spreekt, tijd en inspanning gevergd. De gewone werkzaamheden moesten voor dit doel onderbroken worden. Kleur en fleur boden de openbare senaatszittingen en de publieke colleges, waarin een en ander zich afspeelde, gelet op de plaatsen waar zij gehouden werden, niet bepaald. Maar afwisseling schonken zij stellig in overvloedige mate. Wie dit alles.meegemaakt heeft, zal misschien wel eens bij zichzelf gevraagd hebben, wat precies de bedoeling was van wat hem werd verteld of zal soms een critische opmerking nauwelijks hebben kunnen weerhouden, maar overheersend moet bij hem iets anders zijn geweest. Hij moet er in opgemerkt hebben bewijzen v a n den gestadigen groei en de voortgaande,uitbreiding van onze eenmaal als een klein stekje aangevangen Universiteit. Een gevoel van grote dankbaarheid heeft zijn hart doorstroQmd voor het goede, wat God daarin heeft willen schenken. E n de bede is bij hem gerezen, dat allen die aan onze Universiteit zijn verbonden, h u n diepe verantwoordehjkheid tegenover dezen zegen mogen verstaan en dat het Gode moge believen aan aUe docenten bij den voortduur de leerlingen te doen toevloeien, diestraks geschoold en welinhetleven een taak vinden om Hem met ere te dienen op allerlei terrein. Verder is er eveneens-'met betrekking tot de colleges iets bijzonders te vermelden,,wat een afwisseling betekende in het gewone kader der colleges. Gedurende de week van 8 t o t 12 November zijn er door een aantal hoogleraren interfacultaire voordrachten gehouden, bestemd voor de studenten van alle facidteiten. Iets dergelijks heeft men reeds geruimen tijd aan andere Universiteiten in ons land ondernomen. Speciaal de Groningse Universiteit heeft zich in dit

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen