Vrije Universiteitsblad 1964 - pagina 51
het christelijk karakter van onze universiteit
,,Je merkt er niets van dat de V . U . een
siteit in het algemeen niet anders is toe-
gereformeerde universiteit is, laat staan dat
gegaan. V o o r mijn besef behoeft men zich
zij christelijk is".
daarover ook niet te verbazen en is die
Deze aanhaling uit een brief, waarin
de
situatie alleszins te begrijpen. De colleges
afzender opmerkingen van een ander weer-
hebben
geeft
leveren van een Bijbelbespreking.
en
onder
onze
aandacht
brengt,
herhaal ik hier. Z i j komt eerder voor het
artikel, dat
niet
tot
doel
hei
in de
In die zin kan men inderdaad zeggen dat
In
het
de Bijbel niet op tafel komt. Maar gelijk
nummer van mei 1963. Dat artikel handelde
werd opgemerkt: dat gebeurt niet in afwij-
over de geest aan onze universiteit. Bij die
king van een vroegere praktijk aan onze
brief
aanleiding
eenmaal
van
bedoelde
naar
nu
opgenomen
werd
gelegenheid heb ik de toezegging gedaan,
universiteit.
dat er een tweede artikel op zou volgen.
verband de woorden ,,niet m e e r " gebruikt.
Daarin
moest
haalde
zinsnede
dan
de
hierboven
opzettelijk
ter
Ten onrechte worden
in
dit
aange-
In het verleden is het
sprake
anders geweest. Natuurlijk kan er inciden-
komen.
gewoonweg
niet
teel wel eens een gedeelte uit de Bijbel zijn voorgelezen. O o k
is zoiets wel
ge-
Het inlossen van die belofte heeft vrij lang
beurd bij de opening van de lessen aan
op zich laten wachten. Eigenlijk heeft het
het begin van het studiejaar. .
te lang geduurd. Maar ons orgaan heeft
Nu kan die uitdrukking van het op tafel
een
vullen
komen van de Bijbel in een ruimere zin
factoren
worden opgevat. M e n kan er onder ver-
ervan
beperkte moeten
omvang wij
met
en bij het allerlei
rekening houden. Daaruit en niet uit onwil
staan, dat hij aan hei onderwijs en
moet het uitstel worden verklaard,
universitaire
hfet hierboven aangehaalde citaat heeft in de brief
nog een vervolg.
Dit
arbeid
ten
grondslag
alle
wordt
gelegd.
luidt als
Indien hei de bedoeling van de briefschrij-
volgt: „Ja, er wordt nog wel met gebed
ver mocht zijn ie ontkennen dat zulks ge-
geopend doch de Bijbel komt niet meer op
beurt,
tafel en er wordt nooit iets bij de aanvang
bewijs. O p
van de lessen uit voorgelezen". De brief-
Maar eerst moet ik even stilstaan bij iets
schrijver bedoelt met heel die zinsnede een
anders.
algemene karakterisering te bieden van het
Blijkens de aanhaling geeft de briefschrijver
leven aan onze universiteit. Kennelijk
wil
geredelijk toe, dat er nog wel met gebed
hij een vergelijking trekken met de toestand
pleegt geopend te worden. Hij schijnt dat
in een vroegere periode, die een
dan
behoeft dit
punt
die bewering kom
ik
nader
nog terug.
ander
een zaak van min of meer bijkomstige aard
beeld zou hebben vertoond en zich in het
te vinden. Z i j zegt hem weinig voor wat
genoemde
opzicht
gunstig
zou
hebben
betreft
de christelijkheid
der
universiteit.
onderschelden. Hier Is, geloof ik, een ver-
V a n deze bewering ben ik enigermate ge-
gissing in het spel. W a t mijn eigen studen-
schrokken. W a n t is het wel beschouwt niet
tentijd betreft, moet ik constateren dat toen
zo, dat het gebed juist iets, of liever alles
al evenmin de gewoonte bestond de col-
te maken heeft met onze christelijkheid ?
leges ie beginnen met de lezing van een
Wanneer
Schriftgedeelte. En ik meen goede grond
houden wij ons bazig m « i wat d« Catachis-
wij
bidden
gelijk
het
behoort,
te hebben voor de bewering, dat het in
mus
een nog vroeger verleden aan onze univer-
van de dankbaarheid. O f zou de zegsman
aanduidt
als
het
voornaamsta
stuk
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1964
VU-Blad | 197 Pagina's