GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1969 - pagina 92

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1969 - pagina 92

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

WAT BEWEEGT DE

STUDENTEN?

KORTE SAMENVATTING VAN DE SPEECH, GEHOUDEN DOOR DE HEER GERRIT VAN DER WAL, VOORZITTER STUDENTENRAAD V.U. Waarom zijn studeiiten en andere jongeren nu politiek actief in tegenstelling tot vijf of tien jaar geleden? Wat zjn eigenlijk de motieven en drjfveren die met name studenten tot acties en politieke activiteiten inspireren? Een zeer grove schets: In de jaren '50-'60 is er sprake van een relatieve politieke apathie, die zich met name onder studenten manifesteert. In Nederland en andere westerse landen heerst er een politiek van zelfgenoegzaamheid; men is tevreden met de maatschappelijke situatie. Het hoogst haalbare lijkt bereikt — en de student studeert en drinkt zijn pils. Immers, we bevinden ons dan in de koude oorlog; de buitenlandse politiek wordt bepaald door de tegenstelling Oost-West (communisme-kapitalisme). Dit heeft zijn weerslag op de binnenlandse politiek: een situatie van betrekkelijke rust en tevredenheid. Er komt een geleidelijke verandering in deze situatie in het begin der zestiger jaren: een bezworen Cuba-crisis, het sluiten van het kernstopverdrag markeren dit proces; de tegenstelling Oost-West wordt minder scherp. Vooral echter door de oorlog in Vietnam (die dan in hevigheid begint toe te nemen) komt er een sterkere omslag: men krijgt meer oog voor de sociaal-economische toestand in de arme derde wereld en tegelijkertijd begint men duidelijker in te zien (t.g.v. het Amerikaans optreden in Vietnam gezien tegen de achtergrond van de beleden — Amerikaanse — westerse waarden) dat wij in het rijke westen ons niet zo hard op de borst behoeven te slaan; en... dat niet alleen het sovjetcommunisme verderfelijk is. De geopende ogen worden geschraagd door de enorme ontwikkeling van de communicatie-media: de wereld puilt uit van ellende en onrecht(vaardigheid). De tegenstelling Oost-West maakt plaats voor die van Noord-Zuid, wat een niet mis te verstane invloed op de politiek heeft. Er moet wat aan worden gedaan; (m.n.) de jongeren gaan

14

zich bezig houden met ontwikkelingshulp en ontwikkelingssamenwerking, kortom de problematiek van de ontwikkelingslanden. Men voert acties, ,,bestudeert de derde wereld", gaat zelf naar ontwikkelingslanden enz. enz. Men ontdekt evenwel dat — zó dit al helpt — men bezig is met het bestrijden van symptomen en dat de werkelijke oorzaken liggen in de rijke, welvarende landen; men gaat zich concentreren op de problematiek van de ontwikkelingslanden: wat allereerst veranderd dient te worden zijn de internationale handelsovereenkomsten, inen uitvoerregelingen, de irrationele en oneerlijke verdeling van de grondstoffen en de verwerking daarvan enz., die worden bepaald door het machtige grootkapitaal en het militaire apparaat. Slechts de rijke landen kunnen en moeten die veranderingen bewerkstelligen. Zolang de bestaande situatie gehandhaafd blijft, maken zij zich schuldig aan uitbuiting. De westerse maatschappij moet radicaal worden veranderd en niet slechts om de derde wereld te redden. De moderne kapitalistische consumptiemaatschappij is verrot. De gepretendeerde waarden van vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid zijn voos; de mens is niet vrij en autonoom; hij is slaaf van het consumptie-produktie-mechanisme, hetgeen optimale zelfontplooiing van iedereen verhindert. De democratie is een farce, het volk mag zijn mening uiten, mag alles doen zolang het produktie- en consumptie-apparaat maar niet wordt aangetast, zolang de ,,rust en orde" maar gehandhaafd blijven, kortom zolang de belangen van het industriële, militaire complex maar niet worden geschaad. Een reële invloed van ,,het volk" (bijv. via het parlement) is niet aanwezig. Elemen-

taire behoeften worden onderdrukt, (schijn)behoeften aangekweekt, zodat het produktie-consumptiesysteem kan expanderen. Langzamerhand wordt het de activisten duidelijk welke rol het onderwijs speelt in deze hierboven zeer globaal gekarakteriseerde maatschappij. Duidelijk wordt wat er terecht komt van de pretenties en doelstellingen van bijv. een universiteit. Het onderwijs en de universiteit collaboreren met het militaire-industriële complex; zij zijn dienstbaar aan het grootkapitaal en niet aan de mens en mensheid hier en in de arme wereld. In het onderwijs weerspiegelen zich de karakteristieken van de kapitalistische maatschappij, zoals bijv. de concurrentie- en prestatieprincipes. Men wordt van jongsaf aan voorbereid om zijn toekomstige plaats in de maatschappij als slaafs, niet autonoom radertje, schakeltje in te nemen. Dat het onderwijs gericht zou zijn op maximale zelfontplooiing, op creativiteit, op een onafhankelijke, kritische vorming, moet naar het rijk der fabelen verwezen worden. Ook de wetenD e heer G. van der Wal, voorzitter van de S.R.l'.U.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969

VU-Blad | 143 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1969 - pagina 92

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969

VU-Blad | 143 Pagina's