GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1969 - pagina 132

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1969 - pagina 132

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar ruwe sciiatting duurde in feite een verdubbeling van de wereldbevolking in het verleden circa duizend jaar — totdat een eeuw of twee geleden een geleidelijke versnelling 'van de groei inzette. Nog anders gezegd: bij een ononderbroken bevolkingsgroei van 2,5 procent per jaar had uit één ouderpaar, levend in het jaar 1100 (de tijd van de Kruistochten), de totale wereldbevolking in haar huidige omvang kunnen worden opgebouwd. De oorzaak van de snelle groei is gelegen in de daling van het sterftecijfer, als gevolg van de vooruitgang van de medische wetenschap, van de hygiënische voorzieningen, en van de bestrijdingsmiddelen van ziekte-overbrengende dieren en stoffen. In de Westerse landen werden deze sterfteverminderende verbeteringen geleidelijk ontwikkeld en geïntroduceerd, in een tempo dat in belangrijke mate samenhing met de groei van de materiële welvaart. Door de maatschappelijke en culturele veranderingen daalde (in langzamer tempo) ook het geboortecijfer. Als gevolg van de Westerse bemoeienis met de ontwikkelingslanden — het eind van de koloniale periode, de ontwikkelingshulp, het werk van zending en missie — ging vooral in deze eeuw het sterftecijfer aldaar ook drastisch omlaag, zonder evenwel een noemenswaardige daling van de geboortecijfers. Zoals de tabel laat zien, valt nog geen teruggang in het tempo van de bevolkingsaanwas te constateren. Integendeel: behalve in het iVIidden Oosten was de' bevolkingsgroei in de arme landen in de jaren zestig nog hoger dan in de tien jaren daaraan voorafgaand. Bovendien is het sterftecijfer in deze landen altijd nog aanzienlijk hoger dan in de rijke landen, zodat bij een verdere verbetering van de gezondheidszorg in de toekomst eerder een stijging dan een daling van de nettobevolkingsgroei te verwachten is. Want de programma's ter beperking van het aantal geboorten komen maar langzaam van de grond... Wat betekent dit nu voor de sociaaleconomische ontwikkeling van de jonge landen.' Is deze bevolkingstoeneming nu een positieve, neutrale, of negatieve factor in het ontwikkelingsproces? Vanuit de economische gezichtshoek helaas vrijwel steeds het laatste. De ontwikkelingsproblemen worden er enorm door verzwaard, om de hiernavolgende redenen. In de eerste plaats kan vanzelfsprekend de welvaart alleen worden ver-

6

groot (of, zoals gezegd, de armoede verminderd) indien de produktie sneller toeneemt dan de bevolking. Zoals de gegeven cijfers laten zien, is de helft van de moeizaam bereikte inkomensgroei van 5 procent weer nodig om de bevolkingsgroei op te vangen, d.w.z. om er individueel genomen niet nog slechter op te worden. Bovendien zijn juist de investeringen die samenhangen met het opvangen van de bevolkingsgroei (de zogenaamde demografische investeringen, in meer huizen, meer scholen, meer vervoersbehoefte enz.) zeer kostbaar; zij vereisen relatief meer kapitaal dan allerlei direct produktieve investeringen, zoals in fabrieken of in landbouwprojecten. Maar, zal men misschien denken, levert dan de toenemende bevolking ook niet de arbeidskrachten die voor een vergroting van de produktie nodig zijn? Dat is wel waar, maar er is in de ontwikkelingslanden vrijwel nergens onmiddellijk behoefte aan meer arbeidskrachten — wel aan meer kapitaalgoederen. Arbeiders kunnen alleen aan werk geholpen worden als er een zeker minimum aan produktiemiddelen is waarmee de betrokkenen aan de slag kunnen. Fysieke arbeidskracht is ruim genoeg voorhanden; in feite is vaak 20 tot 30 procent van de tot werken in staat zijnde bevolking werkloos. Het werkloosheidsprobleem is wel een van de allermoeilijkste zaken waarvoor de jonge landen zich gesteld zien. Het onlangs verschenen rapport van de commissie-Pearson, die zich beraden heeft over de ontwikkelingssamenwerking tussen rijke en arme landen, zegt hierover: ,,Het meest tragische mislukken van de ontwikkeling is, dat het scheppen van zinvolle werkgelegenheid niet is geslaagd. Alle gegevens wijzen erop, dat de werkloosheid en het onvolledig benutten van de menselijke capaciteiten in de jaren zestig zijn toegenomen, en dat het probleem nóg ernstiger zal worden." Dit werpt een schril licht op de resultaten van het omlaagdrukken van het sterftecijfer alléén. De Franse demograaf A. Sauvy zegt hier heel scherp over: ,,Financieel gezien kost het veel minder het leven van een persoon te redden dan de voortzetting ervan mogelijk te maken". Naast de twee reeds genoemde negatieve gevolgen van de snelle bevolkingsgroei — een rem op de groei van het inkomen per hoofd, en een bijdrage tot nóg meer werkloosheid — moet nog op een derde verontrustend aspect worden gewezen. De land-

bouwproduktie, en ook de produktie van voedsel, heeft maar nauwelijks gelijke tred kunnen houden met de bevolkingstoeneming. In de periode 1960-1966 bedroeg de jaarlijkse toeneming van de landbouwproduktie in alle ontwikkelingslanden gezamenlijk slechts 2,1 procent; de meest recente jaren laten gelukkig wat betere cijfers zien. Ondervoeding, vooral ook door een tekort aan de meer essentiële bestanddelen van de voeding, is daarom wijdverspreid in de jonge landen. Dit is een welbekend feit. Minder algemeen bekend is, dat bepaalde tekorten die in de eerste levensjaren worden opgelopen zich niet meer laten corrigeren door goede voeding in latere jaren. In een recent artikel over de blijvende gevolgen van wan voeding wijst dr. Blankhart er op, dat niet alleen lichamelijke zwakte hiervan het gevolg kan zijn, maar dat ook aan de groei van het hersenweefsel blijvende schade kan worden aangericht. Naar schattingen van dr. Blankhart en anderen verkeren 10 tot 40 procent van de kinderen uit de landen van de derde wereld in deze omstandigheid. Door hun lagere intelligentie zullen zij steeds achter blijven bij de ,,gezond-gevoede" mens. Een andere, door hem geciteerde studie, somt op: minder initiatief, minder organisatievermogen, sterkere agressie. (En dat alles terwijl wij ons afvragen wat we moeten eten om niet aan een teveel ten onder te gaan...) Als wij ons bezinnen op de ontwikkelingsproblemen van de jonge landen, dan worden de moeilijkheden alleen maar groter als we ons de immense druk van de bevolkingsgroei daar gaan realiseren. De pogingen die er worden ondernomen om het aantal geboorten af te remmen, dienen we dan ook actief te ondersteunen en te stimuleren. De omvang en de urgentie van de nood moeten we daarbij goed in gedachten houden; Christelijke voormannen in India zien thans de vraag onder ogen of zij hun mening ten aanzien van de abortus provocatus niet moeten herzien. En natuurlijk zullen wij alles in het werk moeten stellen om de economische groei in de arme landen te bevorderen - met hen samen, want de, grootste inspanning wordt door hen zelf geleverd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969

VU-Blad | 143 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1969 - pagina 132

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969

VU-Blad | 143 Pagina's