Vrije Universiteitsblad 1970 - pagina 71

Synode van Dordrecht voor de Nederlandse Gereformeerde Kerken zijn vastgesteld; een zodanig gezag daaraan hechtende, als genoemde Synode, blijkens haar eigen handelwijze en haar acten, aan de belijdenisschriften der Nederlandse Gereformeerde Kerken heeft toegekend." Uit deze passage blijkt dat de opstellers der statuten meenden dat de gereformeerde beginselen — die voor de overige wetenschappen nog opgespoord moesten worden — voor de godgeleerdheid reeds gevonden en geformuleerd waren, namelijk in de Drie Formulieren van Enigheid, zoals deze door de Dordtsche Synode in 1619 waren vastgesteld. Daarom werden deze Formulieren reeds bij voorbaat erkend als grondslag voor het onderwijs in de godgeleerdheid. Deze gedachtengang is losgelaten bij de thans voorgestelde formulering van de grondslag. Immers, hier wordt de grondslag niet gelegd in een door mensen te formuleren levens- en wereldbeschouwing, maar — het is hierboven reeds gezegd — wordt doorgestoten naar een dieper niveau, namelijk naar het Evangelie van Jezus Christus zelf, als uitgangspunt voor al onze arbeid, en met name voor alle onderwijs en onderzoek aan de Vrije Universiteit. Daarin is dus het onderwijs in de godgeleerdheid ten volle begrepen. Op dit niveau kan geen nadere omschrijving van de grondslag worden gegeven speciaal voor de wetenschap der godgeleerdheid. Deze opmerking doet natuurlijk niets af aan de volledige erkenning dat voor de kerken een nadere formulering van hetgeen zij als geloofswaarheden belijden een historische noodzakelijkheid is. Evenmin tast zij het recht der kerken aan, haar leden — en met name haar ambtsdragers — in „leer en leven" aan haar belijdenisschrijten te binden. Dit laatste zal uiteraard ook van toepassing zijn op die leden, die worden belast met het onderwijs in de godgeleerdheid ten behoeve van de opleiding van haar predikanten. Dit brengt mede, dat er toch gegronde reden is in de statuten een afzonderlijk artikel op te nemen dat op de faculteit der godgeleerdheid betrekking heeft en de mogelijkheid vermeldt inzake die opleiding overeenkomsten met kerken aan te gaan. Hierbij valt nog op te merken, dat in artikel 1 van de Wet op het Wetenschappelijk Onderwijs wel staat dat dit onderwijs omvat ,,de voorbereiding tot het bekleden van maatschappelijke betrekkingen, waarvoor een wetenschappelijke opleiding vereist is of dienstig kan zijn", maar dat in de wet niet gesproken wordt over de voorbereiding tot het bekleden van het ambt van dienaar des Woords. In overeenstemming daarmede is wel voor verschillende maatschappelijke betrekkingen of beroepen wettelijk geregeld door het afleggen van welke examens men de bevoegdheid tot het bekleden van die betrekkingen en het uitoefenen van die beroepen verkrijgt, maar dit is niet geschied ten aanzien van het bekleden van het ambt van dienaar des Woords.

Dit is uit het oogpunt van vrijheid van godsdienst en het recht van de kerken terzake zelf haar regels te stellen ook begrijpelijk en juist. Maar het is daarom ook juist en gewenst dat de Vereniging in haar statuten reeds aangeeft, dat zij met de Vrije Universiteit, die van haar uitgaat, mede beoogt ten dienste van kerken, de voorbereiding tot het bekleden van het ambt van dienaar des Woords te verzorgen en dat zij bereid is terzake met kerken overeenkomsten aan te gaan. In zulke overeenkomsten kan geregeld worden welke vakken de opleiding zal omvatten, welke eisen aan de docenten gesteld zullen worden, onder welke voorwaarden zij benoemd zullen worden, enz. Zoals bekend is, bestaat zulk een overeenkomst reeds sinds 1908 met de Gereformeerde Kerken in Nederland. Door de voorgestelde statutenwijziging wordt deze overeenkomst niet aangetast. Wel is het de bedoeling te doen blijken dat de Vereniging in dit opzicht geen exclusief standpunt inneemt; ten aanzien van elke kerk, die een dergelijke overeenkomst zal willen aangaan, zal de Vereniging in zelfstandigheid en vrijheid, met inachtneming van haar grondslag, haar eigen standpunt en voorwaarden moeten bepalen. 4. De naam der Vereniging Bij aanvaarding van de voorgestelde statutenwijziging zal het woord „gereformeerd" niet meer in de statuten voorkomen. Dit zou aanleiding kunnen geven tot de vraag of dan ook niet de naam der Vereniging, die thans luidt „Vereniging voor wetenschappelijk onderwijs op gereformeerde grondslag" gewijzigd dient te worden. Deze vraag is ook in het voorbereidend overleg dat tot het onderhavige voorstel leidde, uitvoerig aan de orde geweest. Zeer overwegend was echter het gevoelen, dat handhaving van de naam der Vereniging verantwoord is en wijziging ongewenst. Handhaving wordt verantwoord geacht, omdat de voorgestelde formulering van de grondslag — door het directe gezag van het Evangelie van Jezus Christus over het gehele menselijk leven te belijden — een duidelijk „gereformeerde" signatuur draagt, in die zin dat zij een fundamentele geloofsinhoud en levensnorm uitdrukt, die in het christelijk denken met name door de Reformatie op de voorgrond is gesteld en als richtsnoer voor denken en handelen is aanvaard. Wijziging van de naam wordt ongewenst geacht, omdat een wijziging licht de indruk zou kunnen wekken van een breuk met het verleden van onze Vereniging, die geenszins de bedoeling is van de voorgestelde wijziging van de statuten. Bewuste handhaving van de naam daarentegen mag gelden als teken van de band aan het verleden en van de continuïteit in de geschiedenis der Vereniging.

ADVIES VAN DE RAAD VAN BIJSTAND AAN DE VERENIGING VOOR WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS OP GEREFORMEERDE GRONDSLAG, goedgekeurd in zijn vergadering van 24 januari 1970. De Raad van Bijstand, kennis genomen hebbend van de voorstellen tot wijziging van de statuten van de Vereniging voor wetenschappelijk onderwijs op gereformeerde grondslag, luidende:

1. Het tegenwoordige artikel 4 te vervangen door een artikel, luidende: „De Vereniging staat voor alle arbeid die van haar uitgaat, met name voor het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek dat aan de Vrije Universiteit plaatsvindt, op de grondslag van het Evangelie van Jezus Christus, dat naar de openbaring in de Heilige Schrift de mens in zijn gehele leven roept tot de dienst en verheerlijking van de ene God, Vader, Zoon en Heilige Geest, en daarin tot dienst aan de medemens."

2. Tussen de tegenwoordige artikelen 5 en 6 in te lassen een artikel 6, luidende: ,,Het wetenschappelijk onderwijs in de faculteit der godgeleerdheid omvat mede de voorbereiding tot het bekleden van het ambt van dienaar des Woords. Te dezer zake kan de Vereniging overeenkomsten met kerken aangaan."

3. De nummering van de tegenwoordige artikelen 6 t/m 25 aan de sub 2 omschreven wijziging aan te passen. spreekt terzake van artikel 4 in grote meerderheid als zijn mening uit: dat de voorgestelde wijziging een duidelijke verbetering van de formulering van de grondslag inhoudt en beveelt de Algemene Vergadering aan, de voorgestelde tekst te aanvaarden.

t)e Raad wil overigens niet onvermeld laten dat enkele leden van oordeel zijn dat de voorgestelde formulering in het licht van de te handhaven — en ook in haar naam tot uitdrukking komende — gereformeerde grondslag van de Vereniging te weinig duidelijk en te weinig begrenzend is, en derhalve onvoldoende zekerheid biedt ten opzichte van het beleid van de universiteit in de toekomst. De Raad spreekt terzake van hei voorgestelde nieuwe artikel 6 als zijn mening uit, dat het juist is om in dit artikel geen nadere precisering te geven van de in artikel 4 gegeven omschrijving van de grondslag en beveelt de Algemene Vergadering aan de voorgestelde tekst te aanvaarden.

5

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen